Overdag rust Pop in haar mandje of in een van de fauteuils. Net terug van een heerlijke herfstwandeling is ze moe. Het is al donker, eigenlijk wil ze rechtstreeks naar bedje toe. Lekker de dekens omwoelen om een donker holletje (iglo) als nest te creƫren. Ze moet in de woonkamer wachten tot ik uitgetypt ben, het bed is opgemaakt en de koude slaapkamer een beetje op kamertemperatuur is.
Pop kijkt bedenkelijk. Zucht. Ze springt in de stoel en gooit het enige kussen dat erin ligt overhoop. Gooi- en smijtwerk, trampelen, het kussen onder haar lijfje doorduwen en het vervolgens via de poten van de stoel af zwiepen.
Tijdens het klaarmaken voor de nacht zoekt Pop telkens oogcontact met me: kijk eens hoe zielig en moe ik ben. Ik leg het kussen weer in de stoel. Pop springt van de stoel, rekt en strekt en moppert: vrouwtje ik wil naar bed, schiet eens op. Ik breng haar naar bed. Daar volgt heel kort het nestritueel. Uiteindelijk keurt ze de slaapplek af en ploft ze pontificaal bovenop mijn hoofdkussen neer. 'Zal ik het nachtlampje aandoen?' gekscheer ik. Pop knijpt haar ogen stijf dicht.