Ik schrijf op mijn kantoor aan een tekst. Consternatie in de baas zijn kantoor ernaast. Pops nagels krabben in de vloerbedekking, iets wat ze nog nooit heeft gedaan. Ik maak de alinea af en ga kijken wat er te doen is. Pop staat in de hoek van de kamer naast de stalenkast. Ooit stonden haar voorgangers Katur en Skip daar ook te snuiven en springen: muis in huis. Dat krijg je als in de schemering de buitendeur openlaat.
Pop is in extase. Ik pak de radiatorborstel waarmee ik onder de kast kan. De muis neemt de benen naar de gang, terwijl Pop nog in de hoek staat. Ik wijs, laat haar het spoor volgen en vertel spannend over de muis. Pop gaat er helemaal in mee. Uiteindelijk ontsnapt de muis naar buiten. Vanaf de veranda houdt Pop halsstarrig haar grondgebied in de (muizen)gaten. Ik leg een dekentje voor haar neer, want het is best fris. Uiteindelijk krijg ik haar naar binnen met het niet van echt te onderscheiden pluche muisje van Skip. Pop maakt een muizensprong, hapt, heeft beet en houdt de buit stevig vast. Ze is opgetogen dat ze toch nog wat gevangen heeft.