dinsdag 1 maart 2022

UPPIES

 


Het straatbeeld wordt gedomineerd door jongelui met dopjes in hun oren. Ik noem ze uppies. Het heeft toch iets zieligs, zo in je eentje de behoefte voelen om je af te sluiten van de rest van het universum. Bovendien is het gebruik van miniluidsprekertjes in het verkeer, laveren met ware doodsverachting. De keren dat ik acuut op de rem moest trappen, zijn intussen niet meer op een hand te tellen.

Begeven we ons in het stadse voetverkeer, dan botst er regelmatig een uppie tegen mij aan. Opgeschrikt kijkt de bewuste persoon dwars door me heen, compleet verzonken in de muziek die zijn of haar hersens spoelt. Ook hondeneigenaars zie ik steeds vaker wezenloos achter hun hond aansjokken. Geen aandacht voor de verrichtingen van de hond, de natuur of andere wandelaars.

Anderen zijn dan weer druk in de weer met hun IPhone in de hand. Ik moet er nog steeds aan wennen dat mensen in zichzelf lijken te praten terwijl ze met een onzichtbaar iemand communiceren. Of ze volgen de wegwijzer op hun IPhone, maar kijken niet uit hun doppen.

De voortschrijdende techniek zou ons moeten verrijken. Dat doet het weliswaar, maar wel als een soort extern geheugen van ons brein. De vraag is: voelen mensen zich daardoor (in)completer? Helemaal hip is nu de ouderwetse koptelefoon. Die zie ik helemaal zitten. Op een drager van een mega oorfoon kan een mens tenminste anticiperen.

uit de bundel: Kluif (2013) door Cela den Biesen