We bevinden ons in een langgerekt weiland waar Galloway runderen grazen: de gallowei. Omdat
er drie petemoeien en een stier zijn weggehaald, bestaat de kudde nu uit 4
kalfjes, hun moeders plus paps. Als een kudde wiegende olifanten trekken ze door het smalle
gebied, naarstig op zoek naar schaars voedsel.
Skip graaft, waardoor ik het openluchtspektakel aandachtig kan volgen. Een van de moeders maakt zich los uit de groep en loopt evenwijdig langs de draad mee. Haar kalfje verkeert in dubio: in de groep blijven of naar mams. Het dartele ding draaft bokkensprongen makend heen en weer. Een koddig gezicht.
Aan de overkant van de rivier hobbelt de jeep van het Limburgs Landschap
de gepachte landerijen binnen. Het zwarte vee komt massaal en onder luid gejoel
aangerend. Ze herkennen zeker het ronkende geluid of het exterieur van
de wagen. Ook hier maken de wierige meelopertjes dwaze hoekige
luchtsprongetjes, om spontaan vrolijk van te worden. Uiteraard heb je er hier
ook sukkeltjes bij. Als alle runderen in de kraal staan - waar ze onderzocht, bijgevoederd, ontwormd of gemerkt worden? - komt nog een moeder met kind op een sukkeldrafje aan. De voorstelling
is voorbij als de beheerder de kraal inloopt. Moedig of zijn de Galloways
minder gevaarlijk als op de waarschuwingsbordjes bij de toegangen wordt
vermeld?
Skip wil met graven stoppen, maar mag
niet opgeven van zichzelf. Aan zijn mimiek zie ik dat hij door mij gered wil
worden. ‘Kom we gaan’, zeg ik beslist in plaats van te vragen ‘Gaat-ie mee?’ Opgelucht huppelt hij achter me aan. Precies als een ...