Geen vervoer. Noodgedwongen wandelen we in het park op een
ongelukkig tijdstip. Er is veel verkeer. Skip mag niet los: te gevaarlijk. Een bende
uitgelaten Labradors komt op hem af. Normaal speelt hij ermee. Nu voelt hij
zich in het nauw gedreven, begrensd door de lijn. Zou ik hem aflijnen, dan rent
hij in een onbewaakt ogenblik geheid de straat op. Skip trekt aan de mouw van
mijn leren jas. Net zoals kinderen doen als ze de aandacht van een van hun
ouders willen. Ik begrijp zijn hulpvraag, maar kan hem zo een twee drie niet helpen. We
lopen snel door. De hondenvriendjes gaan mee, wat niet de bedoeling was. Skip
trekt nogmaals aan mijn mouw, nu harder. ‘Ik snap wat je bedoelt (op dezelfde
manier vraagt Skip ook wel eens dwingend om kiezelsteentjes voor hem te
gooien), daarom probeer ik afstand te creĆ«ren’, laat ik merken. Samen zetten we
het op een lopen, in de hoop dat de labjes terugkeren naar hun wachtende
baasjes. Dat lukt. Als wilde woef gekalmeerd is, zie ik dat er een stukje mouw
mist. Geen fashion statement: deze jas kan echt niet meer!, maar het resultaat
van een iets te drastisch genomen toevlucht door de hond: in godsnaam doe iets!