Ik word wakker. Mijn uitzicht is
net zo blanco als het witte kunststof kozijn. Weg balkonreling, weg kerktoren. Dikke
dichte mist. In de uiterwaarden lijkt de tijd bevroren. Het werkt heel
vervreemdend, zeker omdat we er moederziel alleen zijn. We slenteren in de beslotenheid
van het allesoverheersende wit. Je kunt geen ‘hond’ voor ogen zien. Voor de
verandering concentreert Skip zich volledig op mij. De rivier stoomt geluidloos.
Op de onzichtbare dijk doorbreekt een kapotte knalpijp van een brommer de
stilte.