Vrouw met ‘angstig’
Dwergkeeshondje lijnt hem aan als we hen tegemoet lopen. Zij herkent ons én
Skip wéér niet. Voor de tigste keer vertelt ze de zielige geschiedenis van
Keesje die we beleefd aanhoren. Voor de zoveelste keer laten wij weten dat we
mekaar vaker ontmoet hebben en dat Skip en Keesje prima samen gaan. Er gaat
geen lichtje branden.
De vaste dog
walker laat de Border Collie van een wederzijdse kennis uit. Omdat
Colla andermans hond is, is hij begrijpelijk, op zijn hoede. We roepen vanaf
een afstandje dat het goed is. De man weifelt. Pas als ik de naam van de hond
roep (Oh, jullie kennen ‘m?), komt hij op ons, ‘totale vreemdelingen voor hem’,
af.
Ik ga er niet over
uitweiden, maar als we tijdens diezelfde wandeling op onze vaste route voor de
derde maal door een hondenwandelaar die we al (veel) vaker ontmoet en gesproken
hebben, niet herkend worden, gaan we ons toch iets afvragen. Ligt het aan ons?
Willen mensen ons niet (her)kennen? Zijn wij zulke kleurloze types dat we niet
op het netvlies van mensen blijven hangen? Komt het doordat we geen uniform
wandelkostuum hebben, maar steeds veranderen van hoofddeksel en jas?
Of ligt het aan onze
tegenliggers van wie de harde schijf gewoon te vol is? Want met zo’n zeldzame
rashond als de onze zou je toch op moéten vallen. Over zeldzame rashond
gesproken: zelfs Skip ziet ons vandaag niet staan. Als hij, nadat hij wat
achterop is geraakt, ons in wil halen, snelt hij naar het dichtstbijzijnde
verkeerde man-vrouwkoppel. Het is dat we stevig in onze schoenen staan,
want je zou zo een minderwaardigheidscomplex ontwikkelen.