De
zachte winter glijdt soepel over in een zonnige meteorologische lente. Voorlente
heet dat tegenwoordig. In de tuin steggelen heggenmusjes onder de altijd groene
bamboe in het zand. Allemaal willen ze tegelijk een plekje veroveren op het
ministrandje, om te droogzwemmen welteverstaan. Ze tetteren er luidruchtig bij.
Na het vleugelbad zwermen ze tegelijk in de toppen van de bamboe om de
snaveltjes te scherpen en zich te goed doen aan jonge blaadjes. Skip zou ze het
liefst verjagen, maar hij is druk doende om een oude ingang van een wespennest
in de grond open te krabben. Terwijl één wesp een kijkje komt nemen en gelijk
de wijde wereld in vliegt, snelt het gezoemzoem van schommels van hommels hen.
Een vroege vlinder in fleurig oranje zonnebaadt op de prille composthoop. Skip
komt ogen te kort. Wat een druktemakers besluit hij en vertrekt naar binnen.
Als ik even later ga kijken, slaapt hij diep. We stellen de wandeling uit tot
later.
Onderweg
in het dal met twee gapers: Skip en de baas. Skip zorgt voor een groeispurt van
de ontluikende gele brem door ‘m flink te bewateren en te bemesten. Op het
asfalt ligt een opgezwollen gummiachtig grijs geval: een oud lijk geschept door
een brommer. Skip kan ‘m niet meer tot leven wekken en suft eraan voorbij. Verderop
zien we twee platgereden verkeersslachtoffers van de paddentrek waar we even
stil bij staan. Het is een middenmoot pad met een spits tongetje uit de bek van
inspanning dat het handje vasthoudt van een kleinere. Zou de een de ander nog net
voor de gierende banden hebben willen wegtrekken? De uitsloverij ook. Als vrouw
met je man op de rug rondtrekken. Waarom kunnen ze met z’n tweeën niet gelukkig
zijn waar ze waren. Skip loopt een plichtmatig rondje. Thuis sjokt hij na het
eten meteen naar bed. Hondsmoe wordt je van al die druktemakers.