Skip en ik gaan kort langs bij opa. Opa begint
vergeetachtiger te worden. Hij biedt me herhaaldelijk wat te drinken aan. Nee,
dank u. We moeten zo weer verder wandelen en dan moet ik onderweg zo plassen.
Ik neem straks thuis een drankje. Na zes keer vragen in korte tijd of ik limonade
of thee wil, klinkt het dwingend: in godsnaam, neem wat te drinken anders blijf
ik het vragen. Ik zet een glas water voor me neer dat hem geruststelt.
Skip vindt het niet erg dat opa aan een hanteerbare vorm van
dementia lijdt. Hij profiteert er zelfs van. Telkens als opa zich
verontschuldigt: och jongen, ben ik je vergeten en heb jij nog niks gehad, dan
hobbelt Skip goedgemutst met zijn meest onschuldige expressie achter hem aan
naar de keuken voor iets lekkers. Ik houd mijn mond als Skip samenzweerderig knipoogt
‘tja, opa’s zijn er om te verwennen’.