Het
mannetje achterop de ‘brommer’.
In de omliggende vennetjes horen we monotoon gepruttel.
Het scheelt weinig of we vertrappen een koppeltje padden, vroegtijdig gewekt
uit de winterslaap. W. stelt ze op voor de zoeker voor een shot van dichtbij.
Dat kan omdat Skip amfibieën totaal oninteressant vindt: geen zacht bontje,
koud en traag.
Blijft de omgevingstemperatuur 's avonds boven de zeven à negen graden zoals nu
het geval is, dan gaan padden op pad richting hun paar- en afzetgebied. De heer (met dope-ogen) klemt zich stevig aan mevrouw vast; het woord emancipatie is hen onbekend. Zo
trotseren ze allerlei obstakels, waarvan asfalt het linkste is. Op het
opgewarmde wegdek waar de koele kikkers graag rusten, worden ze zonder meer
verkeersslachtoffer. Vandaar dat er massaal acties op touw worden gezet om
padden de straat over te zetten. W. wil best behulpzaam zijn om het duo
versneld naar hun bestemming te vervoeren. Rondom zijn meertjes, vennetjes en
moeras. Welke kant willen ze op? Voor je het weet zijn ze terug bij af.
We wachten af. Het
vrouwtje koerst richting wat voor een pad een giga ravijn moet zijn. Op de
drempel van de afgrond kikkert ze met manlief op de rug omlaag. W. wil
ingrijpen. Onnodig. Ze landt op vier poten. Hup, alweer gaat het neerwaarts. De
techniek: man met gekromde rug en vrouw met ingehouden poten als een rollend
bolletje naar beneden. Als de bestemming is bereikt, krijgt het vermoeide
vrouwtje geen rustpauze. Het mannetje heeft onderhand trek. Nu is het zijn
beurt en hij laat er geen gras over groeien.