We stuiten bij de
parkeerstrook op een man met een Shih Tzu. Zij hebben de boswandeling er al
opzitten, wij moeten nog beginnen. De geschoren hond loopt met ons mee alsof
het zo hoort. Na honderd meter, de hond klit aan mijn been, verwacht ik dat hij
terug gaat naar zijn fluitende baas. De Shih heeft geen plannen om van mijn
zijde te wijken. De man roept vriendelijk een naam die door de wind wordt
meegenomen. Hondlief vertrekt geen spier en volhardt dat hij bij mij hoort. Skip
en ik brengen de hond waarvan we de leeftijd moeilijk kunnen schatten, terug naar de man die op zijn plek is gebleven. Zijn baas vertelt dat de hond 13 jaar is en dat zijn ogen en oren nog dik in
orde zijn. Hij heeft dit nog nooit meegemaakt. De hond is normaal zeer
toegewijd, maar zo zou je zeggen dat hij naarstig op zoek is naar een nieuw
baasje. Zorgen maak ik me niet, de hond ziet er prachtig verzorgd uit. Ik
knuffel de hond een laatste keer en we lopen bij hem vandaan. Weer gaat hij met
ons mee. De man moet hem ophalen en aanlijnen. ‘Doeidoei’, zwaai ik. De hond probeert
zich los te wurmen. Hij steigert totdat we uit het zicht verdwenen zijn. Tot
zover het geluid dragen kan, horen we hem kermen.