Ik verzamel stukjes tekst die me intrigeren. Meestal mik ik ze na
een korte bewaartijd tot prop gevormd in de prullenbak. Heel zelden zit er een juweeltje tussen, soms valt een bepaalde samenhang op. Een
compilatie.
‘Ik kom met de hond in een park waar alles zo fijntjes en netjes
is. Met bordjes waar het kleutertje mag
spelen, het hondje mag lopen, en het baasje mag zitten. Zo aangeharkt
allemaal.’
‘Om mijn angst voor honden te overwinnen kocht ik in een impuls
een hond. Een schat van een beest, maar mijn angst voor andere, vooral grote
honden bleef. Door mijn zwakte en haar gebedel werd ze al snel een soort van
bijzettafeltje. Na tien jaar was ze op.’
‘Onze logge huisgenoot is een echte stadshond. Die wil alleen om
te poepen op het gras, maar een ondergrond van stenen loopt veel lekkerder. En
rollen door een dooie duif is helemaal fijn.’
‘Een man hengelt onder een grote paraplu langs het kanaal. Naast
hem staat een laptop, op een krukje. Verderop ligt een grote hond. De pc
vertoont het beeld van de buienradar. Er komt een depressie aan. ‘Kom onder de
paraplof’, roept de man naar de hond wanneer het keihard begint te regenen.
‘Gezellig samen met de baasjes en vrienden op een terras. Een
champagneontbijt is vanwege feestelijkheden op zijn plaats. De kleine hond
vindt dat ook en eet mee, al blijft het voor hem alcoholvrij.’
‘In de stad is veel te doen. De liefde voor je hond is grenzeloos.
Hij is je stapmaatje, een warm dekbedje én een nimmer
ter discussie gesteld excuus om je aan allerlei sociale verplichtingen te
onttrekken.’