Het is vroeg in de
middag als we op de heide een frisse neus halen. Het is mild voor de tijd van
het jaar, de jas kan los. De massale vogeltrek vanuit warme oorden naar het
thuisland is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid begonnen.
Strakke V-formaties raken danig in de war als kakelende luchtreizigers elkaar
enthousiast begroeten. We bedenken wat ze zo al aan elkaar vragen: waar bij jij
geweest, hoe was het daar, heb je die of die gezien, en vlieg je met ons mee
westwaarts of sla je rechts af? Terwijl onze ogen naar boven zijn gericht,
ontstaat er op de grond een brisante situatie. Skip is in alle staten. Tussen
de dichte begroeiing is iets loos. Opgewonden zien we Skip een aantal keren terugdeinzen. Wanneer
we kikkerende klokkende geluiden horen, spoedden we ons naar de plek waar het
allemaal schijnt te gebeuren. Het stinkt er vreselijk. Geen wonder dat Skip
erheen gelokt werd. Tot onze verbazing doorboren ons twee priemende kraaloogjes,
afkomstig van een boommarter. Door zijn grootte (formaat flinke kat) en doordat
hij kalm blijft, dwingt hij respect af bij Skip die uit eigen beweging op een
veilige afstand blijft. Waarschijnlijk heeft Skip de boommarter per ongeluk in
zijn middagdutje gestoord. Het kalme donkere mannetje dat op een bedje van mos ligt,
maakt weinig aanstalten om zijn heil elders te zoeken. Als we een eerste stap
bij hem vandaan doen (Skip vindt het toch maar een saaie slomerik), hobbelt hij doezelig en met de rug naar voren gebogen in golvende bewegingen in traag tempo gewoon vlak
langs ons heen naar de eerstvolgende kale bessenstruik in de buurt.