Kort na mijn tiende verjaardag kreeg ik mijn felbegeerde droomhond. Sinds die tijd heb ik nooit meer zonder mijn lievelingsdier gehoeven. Was het geen eigen hond, dan waren er wel uitlaatfikkies of vakantiegangers die mijn zorg en aandacht nodig hadden. Zo bekommerde ik me regelmatig over het Maltezer Leeuwtje van een hoogbejaard omaatje: een popperig beestje waar je geen kind aan had en die heerlijk met zich liet sollen.
Het was tussen de middag toen er paniekerig op het venster werd gebonsd. De grijze dame sloeg volledige wartaal uit. Het duurde even voordat ik begreep dat er niets met haar, maar met haar hondje aan de hand was. Het leek wel of zijn volledige onderkant in lichterlaaie stond. In eerste instantie vermoedde ik acute huiduitslag als gevolg van een allergische reactie. Totdat ik doorvroeg: krabde de hond zich overmatig, had hij iets anders gegeten dan normaal, zich ergens ingerold misschien?
Tijdens de zoekactie
in haar woning naar mentholpoeder om de gekmakende jeuk alvast wat te
verlichten, kwam de oorzaak aan het licht. Het idioot rode hondje schoof continu
met platte buik en uitgestrekte pootjes over een recent aangeschaft fluwelig
kleedje. Ik wreef met mijn handpalm over het rode persje van bedenkelijke
kwaliteit waar de hond zo content mee was. Die kleurde rood: de boosdoener was gevonden.
Dommig gaapten we elkaar aan en proestten in simultaan besmuikt gelach uit. Het
tapijtje kieperden we gelijk in de container en de hond werd 'in de bleek' gezet,
totdat hij weer wit was.
uit de bundel: Kluifjes door Cela den Biesen (2012)