De pendule die ze van haar moeder heeft geërfd, tikt wreed de tijd weg. De klok wil haar wijs maken dat het leven gewoon doorgaat. Die enige traceerbare klank maakt de leegte des te schrijnender. Ze is vervreemd van het rumoer in en om het huis. Voorheen lette ze daar niet op. Bij onraad sloeg de hond aan. Een sporadisch langsfietsende toerist, de postauto die het privéweggetje opreed, of een verdwaalde kat in de tuin werden hoorbaar opgemerkt door de waakse hond. Op de gangbare geluiden die bij het oude huis horen, reageerde hij niet.
De vrouw op leeftijd voelt zich niet op haar gemak. Door het openstaande raam hoort ze geritsel in de rododendron die naast het huis groeit. Ze legt de stapel klamme handdoeken die ze wilde strijken neer en loopt naar beneden. De houten traptreden kraken akelig onder haar voeten. Met bonzend hart loopt ze door de woonkeuken naar buiten. ‘Is daar iemand?’ klinkt haar angstige stem. Een merel scheert schetterend onder de struik vandaan. Enigszins gerustgesteld sluit ze de openstaande tuindeur die toen de hond nog leefde altijd openstond. Hoort ze nu sluipende voetstappen in de kamer? En stond de deur naar de hal straks ook al op een kier? Alles lijkt verdacht. Ze aarzelt geen moment. Ze pakt de telefoon en sluit zich in op het toilet. Daar toetst ze het opgezochte nummer van het dierenasiel in. Er zit vast een bejaard keffertje ter adoptie. Want haar besluit staat vast: er komt weer een hond.
uit de bundel: Kluifjes door Cela den Biesen (2012)