In het hondenbos nemen
onze bijna-buurman en zijn Kooikerhondje de bocht naar links. Ik zwaai, hij
ziet ons niet staan. W. roept, geen reactie. De hond kijkt naar ons, kijkt naar
zijn baas. Hij mag een koekje komen halen. De bijna-buurman waar we amicaal mee
omgaan, vraagt: ‘Welke kant gaan jullie op?’ Skips baas antwoordt: ‘Rechtdoor,
we zijn pas net begonnen’. ‘Oh’, klinkt het nadenkend. Ik verwachtte dat de
goedlachse buur van verderop voor de grap zou zeggen: ‘Dan sla ik hier af’: een gegronde
reden om van iemand af te komen. ‘Nee nee’, haast hij zich grinnikend, ik wilde
vragen of ik me bij jullie mag voegen, maar Josh en ik zijn eigenlijk al bij
het eindpunt. Ja ja. De honden hebben mazzel, we kunnen zijn baas overhalen tot
een genoeglijk eindje mee. Josh neemt het voortouw en Skip doet voor spek en bonen mee.