Een heldere nacht. De kou maakt me
wakker. Zelfs de hond ligt zo dicht mogelijk tegen zichzelf aan. Mijn
zomerdekbed verruil ik morgen meteen voor het dikkere herfstdons. Verkleumd loop
ik blootsvoets op de ‘ai’ koude vloer en sluit het slaapkamerraam. Dat scheelt.
Aan het paarsachtige uitspansel twinkelen de Poolster, Sirius Grote Hond, Grote
Beer het steelpannetje en flonkerende collega sterrenbeelden en hemellichamen broederlijk naast elkaar. Onder het dubbelgeslagen dekbed blijf ik in
foetushouding kijken en probeer me te herinneren hoe ze allemaal heten - toch vaker kijken naar het wetenschappelijke ‘De Wereld Leert Door’. Ergens in
de ladekast moet een recent uitgescheurd blaadje liggen, waar ze allemaal op staan getekend. Ik wil
niet opstaan. Mijn hoofd tolt en na een uur ben ik nog klaarwakker. Ik ga
zoeken en vindt het niet. Terug in bed vraag ik de hond mijn ijskoude voeten te
verwarmen. Ondanks dat ik het poeslief vraag, is hij daartoe niet bereid. Ik
kijk weer naar buiten. Er valt me iets op wat ik
wel wist maar nog nooit zo is opgevallen. De sterren schuiven langzaam op naar
rechts. Nee, het is de aardbol waarop ik mij bevind die linksom draait. De rustende hond die ongedurig wordt van het
gestommel, heft zijn kop verstoord omhoog: de wereld draait door? Nee, jij. Ga
slapen.