vrijdag 22 augustus 2014

ZON, ZEE EN ZAND


De weg naar het zandstrand is lang. In de zon is het om te stikken. We meren aan bij een mui met een waterkering van basaltblokken. Het is de merite van W. dat Skip zondermeer te water kan worden gelaten. Voorafgaand aan de zwempartij, terwijl Skip pootjebadend antichambreerde, had hij zwaarwegende brokken steen herschikt. Een bewonderenswaardige krachtinspanning van W. Hij kan zo deelnemen aan ‘de sterkste man van Nederland’.

Skip kan, nadat ik op zijn verzoek een meter naar links ben opgeschoven, onbelemmerd via de ontstane geul ter breedte van een Engelse voet rechtstreeks het ruime sop kiezen. Zijn gele drijfbal zijn we vergeten. We gooien een wrakkige stok om te halen en te brengen. Het was de enige die we konden vinden. De stok slinkt elke keer als Skip ‘m aan wal aflevert. Na tien waterapportes is er een klein stompje over dat Skip dito wil versplinteren. Ik pak het af en gooi het op. Skip laat het wegdrijven, ondanks dat we hem aansturen met: ‘links’, ‘rechts’, ‘verder’, ‘nee voor jou links’. Kortom, het was zijn manier om te zeggen: ik ben het zwemmen zat.

De sluis moet geopend zijn, want een invasie van vaartuigen - meest buitenlandse plezierjachten - is in aantocht. Ze brengen knoeperds van golven te weeg. Skip gooit bij iedere rolgolf zijn volle gewicht in de branding. Gelijktijdig hapt hij in het schuim. Het laatste bootje veroorzaakt door de krachtige motor een vloedgolf. Ik doe te laat een stapje terug. Skip wordt op ‘de rotsen gesmeten’. Terwijl hij op adem komt, worden mijn sandalettes en voeten die rusten op de stenen berg gedroogd door de wind.