zaterdag 30 augustus 2014

KASSA


In het Marokkaanse winkeltje om de hoek geurt het steevast naar exotische bestemmingen. Ook de povere inrichting doet uitheems en vakantieachtig aan. De winkel wordt bestierd door een hulpvaardig echtpaar. De dochter mag beurtelings achter de kassa en vakken vullen, het kleuterzoontje met overweldigende donkere krullen veegt met verve de vloer aan. Ze spelen winkeltje, zoals ik vroeger marktkoopvrouw naspeelde bij de Boerenbond van mijn grootouders.

Op het raam volgeplakt met aanbiedingen van telefoonproviders, prijkt trots: supermarket. En dat is het, weliswaar in minivorm, maar de zaak met het oppervlak van een gemiddelde woonkamer bevat een ambachtelijke slagerij, een groenteafdeling en een kassa met een lopende band op armlengte die de boodschappen vervoert. Net echt.

Ik zet de fles Turkse olijfolie op de band. De caissière komt uit de multifunctionele meterkast aangestoven die dienst doet als kantine en magazijn. In haar kielzog een donkere man die mij geen blik waardig gunt. De meneer en ik zijn de enige klanten op dat tijdstip. Hij kwakt een bloederige zak met orgaanvlees voor mijn fles olijfolie en dringt in de denkbeeldige rij voor. Zij grijpt net op de tijd de zak waarvan het plastic bandje dreigt los te schieten en legt er een knoop in. De fles olijfolie wordt ondertussen op de voortschrijdende band tot aan het uiterste randje gedreven. De man schuifelt mee, vastbesloten om als eerste af te rekenen.

De caissière verkeerde in een spagaat. Net als ik. Moest ik een daad van verzet plegen, op mijn strepen staan? De man van het vlees was vóór mij in de winkel, terwijl ik eerder bij de kassa stond. Hij had een punt, net als ik. Het hoofddoekje van de vrouw schoof van onmacht naar voren. Ik besloot haar kant te kiezen. Ik kneep een oogje dicht net als honden doen als ze kalmerende signalen uitzenden, en liet de man voor. De caissière rechtte haar rug, duwde de doek achterwaarts en rekende af. Katsjing deed de kassa. 

Net geopend en al concurrentie van mijn broer.