Zolang het tot een uur of negen licht is, maken we in de avonden boswandelingen. Op een snijpunt van laantjes met aan weerskanten onvolgroeide valse acacia’s staat een buitenlandse hond met een zacht en vriendelijk gezicht. We taxeren de teef als Oost-Europese. Zo eentje waar je op slag op gesteld raakt. Ze stond in dubio welk pad te nemen. Er moest nog een laatste bastion geslecht worden.
In de
verte hoorden we ‘Mendi’ roepen. De hond reageerde door naar ons te komen. Ze
liet zich aanhalen en we konden de penning aan haar halsband bekijken: NDG
stond erop, Stichting Nederlandse databank gezelschapsdieren. W. lijnde haar
aan, omdat de hond geen aanstalten maakte om naar de eigenaresse te gaan. Zo
gingen we haar tegemoet. De hond trok naar twee op de smartphone facebookende tienermeisjes die zijlings
aankwamen, en niet naar de nondescripte vrouw met de bruin leren politielijn in
de handen.
Na het
overhandigen van de eenjarige hond, zagen de twee eruit als een uitgeblust stel
dat het met elkaar moet zien te rooien. Geen happy faces. We hadden er een dubbel gevoel over. Was de hond
mogelijk opzettelijk weggelopen? Was haar zoveelste poging om een nieuwe baas
te vinden weer mislukt? De vrouw zei immers dat ze regelmatig wegliep. Begreep
niemand de werkelijke reden van haar actie: opnieuw geadopteerd worden. In
plaats van haar mee te nemen, brachten lieve mensen haar telkens terug naar de
rechtmatige eigenaar.
De vrouw deed redelijk haar best om de aandacht van haar hond
te krijgen. Geforceerde vreugde,
omdat wij toekeken? Mindi keek haar eigenaresse terloops aan.
Voordat ze zich uiteindelijk gewonnen gaf en tegen haar opsprong om haar kin te
likken, doopte ze haar snuit in een hondendrol. De vrouw had het niet gezien,
wij wel.