maandag 25 augustus 2014

STEENGOED


Skip sleurt me aan de in keperverband beklinkerde laan waar onze auto startklaar staat voorbij. Hij wil niet naar het bos, hij wil naar het water. De zon die me zo vroeg in de morgen al laat zweten is een warm pleitbezorger die Skip steunt. Ik ga overstag. Langs de rivier priegelen meerkoetjes of zijn het nou waterhoentjes* in rockende planten. Onderdompelende eenden met hun omhoogstekende konten doen wis en waarachtig aan ochtendballet. Gierzwaluwen brengen een aubade aan de teer lichtblauwe lucht.

Skip wil actie. Hij staat erop dat ik keien gooien in plaats van een waterapport. Dat vereist een andere aanpak. Bij een apport stapt hij het water in, bij een steen plonst hij erin. Daarbij is een schuimrubberen drijfbal die hem eventueel raakt van een ongevaarlijker kaliber dan een zwaar projectiel dat een inslag moet veroorzaken. Skip moet naast me op het strand wachten tot het moment waarop ik gooi.  Als ik de kei keil, mag hij het water in plonsen. Hij watertrappelt in de deining, vangt de druppels en maakt het geheel af met een pirouette. Het ritueel wordt zolang herhaald tot hij afhaakt.

*Wie is wie? De Meerkoet heeft een witte snavel met een wit vlak erboven. Hij heeft lobben aan de tenen die dienst doen als flippers. Het Waterhoen heeft een rode snavel met gele punt en moet het stellen zonder zwemvliespoten.