Op de bonnefooi naar de heide. We
vertrokken met zon. Doodse stilte en geen kip te zien onderweg. Inenen komt een
spookachtige ijzige wind opzetten. Ik ril onder mijn opbollend zomers katoentje.
Bomen zwenken en zwaaien. Opgerakeld blad tolt om de eigen as. Skips haren
worden gladgestreken door de straffe wind. Vanuit het zuidelijk luchtruim
vloeien violet en inktblauw naar ons toe als uit een omgestoten verfblik. Overvallen
door onheilspellend donker in een grote leegte. Hoe nietig is de mens.
De uitbuikwandeling wordt een vluggertje. Skip die intens geniet van de acute temperatuurdaling moeten we
teleurstellen. De spatten die ons bereiken worden talrijker. Tijdelijk beschutting
zoeken onder de luifel van een wilde appel zou een slechte keus zijn. We zetten
flink de pas erin. Voor de afwisseling blijft Skip tussen ons in lopen. Hij calculeert
vast zijn kansen in. Welke route is het veiligst: langs de bosrand met de
metalen afrastering, de open vlakte of via die eenzame boom?* Als een losgeslagen
meute honden bereiken we met de hakken over de sloot de auto die ons moet
beschermen tegen dodelijke blikseminslagen.
*Mocht je in het open
veld worden overvallen door onweer of je hoort het naderen (tel minder dan 10
seconden tussen bliksem en donder), dan is het raadzaam om je zo klein mogelijk
te maken door op de hurken te zitten: houd daarbij de voeten tegen elkaar. Op
die manier zoekt de stroom geen weg door je lichaam, maat onder je voeten door. Schuil nooit onder een paraplu, alleenstaande boom, langs een bosrand of in de
buurt van een metalen afrastering.