Begeven we ons in het
stadse voetverkeer, dan botst er regelmatig een uppie tegen mij aan.
Opgeschrikt kijkt de bewuste persoon dwars door me heen, compleet verzonken in
de muziek die zijn of haar hersens spoelt. Ook hondeneigenaars zie ik steeds
vaker wezenloos achter hun hond aansjokken. Geen aandacht voor de verrichtingen
van de hond, de natuur of andere wandelaars.
Anderen zijn dan weer druk
in de weer met hun IPhone in de hand. Ik moet er nog steeds aan
wennen dat mensen in zichzelf lijken te praten terwijl ze met een onzichtbaar
iemand communiceren. Of ze volgen de wegwijzer op hun IPhone, maar kijken niet
uit hun doppen.
De voortschrijdende
techniek zou ons moeten verrijken. Dat doet het weliswaar, maar wel als een
soort extern geheugen van ons brein. De vraag is: voelen mensen zich daardoor
(in)completer? Helemaal hip is nu de ouderwetse koptelefoon. Die zie ik
helemaal zitten. Op een drager van een mega oorfoon kan een mens tenminste
anticiperen.
uit de bundel: Kluif (2013) door Cela den Biesen