Ik word er weleens over
aangesproken. ‘Waarom spreek jij Huilands* tegen je hond in plaats van
dialect?’ Plus over het feit dat ik in de tweede persoon praat. Het eerste komt
omdat mijn ouders geen Limburgers zijn, en het Nederlands thuis onze voertaal was.
De tweede kwestie is niet specifiek iets van mij of collega-hondeneigenaars.
Ook ouders praten in de tweede persoon tegen hun kroost: ‘mama doet’ … in
plaats van ‘ik doe’ … Gewoon omdat jij je als ‘mam mah’ aan jouw baby hebt
voorgesteld. Overige familieleden noemen je tegenover je kind ook zo. Daarom
weet het dat wanneer jij ‘mama’ zegt, dat jij jezelf bedoelt.
Voor Skip ben ik het hondse
equivalent van mama: vrouwtje. Zou ik ‘ik’ jegens Skip gebruiken, dan is het
zeer onwaarschijnlijk dat hij begrijpt over wie ik het heb: niemand benoemt mij
immers met ‘ik’. De optie om mijn voornaam te gebruiken, zou duiden op een
psychiatrische stoornis. Uniek is dat een hond het correct benoemen van
zijn zorgvuldig uitgezochte naam helemaal geen discussiepunt vindt. Veelbelovende
woorden zoals ‘koekje’ trekken net zo goed, zo niet beter, zijn aandacht. *Met
‘Huilands’ wordt ABN bedoeld.
uit de bundel: Kluif (2013) door Cela den Biesen