Voor mei brandt de zon al behoorlijk. Een pril konijnenkind haalt Noorse
Buhund Skip van achteren in. Het rent het bultvormige landschap omhoog
en verschuilt zich
achter de omheining onder de groene zoden.
Onmiddellijk wordt Skip door konijnenkoorts bevangen. Stevig draad
houdt hem tegen. Welverdraaid! Skip draait zijn clichématig riedeltje af wat NOOIT werkt: Hé
hoi, konijntje. What’s up? Het konijn dat veilig zit, houdt zich redelijkerwijs koest.
Skip probeert zich door de omheining te wurmen. Na één tevergeefse
poging houdt hij het voor gezien. Veel te warm om je in te spannen. Hij draait
zijn kop in mijn richting, maar kijkt dwars door me heen; alsof hij
prakkiseert. De oplossing die hij bedenkt, heeft hij afgekeken van vriend en
vijand: de kat. Want: waarom je eigen zo druk maken als de afwachtende kattenmanier
evengoed resultaat genereert.
De copycat neemt een laconieke pose in voor het gat waar het konijn buiten beeld verdween (de van voorpret rechtopstaande kronkelende kattenstaart ontbreekt). Zijn geduldige blik verraadt dat híj alle tijd van de wereld heeft: ooit
zal de babybunny zijn schuilplaats moeten verlaten. Mij rest niets anders dan naast hem plaats te nemen en wachten, wat ik met zo'n weertje overigens graag doe.