Er heerst bijna een serene stilte,
totdat burlende herten als achtergrondkoor optreden. Het klinkt oer en stoer. Dat
ze er zin in hebben met zo’n hitte. In totaal een liter water verdeeld over twee flessen, tors
ik in een linnen tas op mijn rug voor onze hot
dog mee. Bij een zomerse zon is water een doorslaggevend argument om terug
te komen. Het bakje heb ik deze keer verzuimd in te pakken. Geen nood, van twee
handen maak je een prima holte. Een halve kilometer voor de parking zet ik de
tas op het van kleur verschoten gras. Ranke valse witjes (een dagactief
nachtvlindertje) balletten vlak boven de grond. Het overgebleven bodempje water
in de fles giet ik in Wims gekomde handen. Een onderhand hongerige Skip blieft
liever iets te eten. ‘Drink op’, maan ik, ‘we moeten nog een end.’ Nee, dank u.
Hun duwt zijn snuit reikhalzend in de tas. Ik lees van zijn ogen af dat hij niet betutteld wil worden. ‘Vooruit, drink op’, dram ik,
‘daarna mag je een beefje.’ Skip
spitst zijn oren en hoort alleen: beefje.
Dat is meer van zijn gading. Voor de show likt hij met twee vluchtige nonchalante
tonghalen, als aanstellerige luchtkusjes, over de muis van Wims linkerhand. Mijn
eigen ‘vals witje’ verklapt met een grijns van oor tot oor dat hij me opzettelijk
voor het lapje houdt. We liggen in een deuk. Die hondenhumor.