M.
en ik bekijken de schertsvertoning met stijgende verbazing. De laatste vier ochtenden
post een wild konijn midden op het bospad: je kan er niet omheen. Onze honden
wel: als de neus overuren draait, is het gezichtsvermogen praktisch nihil. Het
is geen porem als je ze voorbij ziet scheuren, zonder iets in de gaten te
hebben. Het konijn op het pad wacht relaxed in het voorland van zijn burcht, terwijl de
rebellen maniakaal het bosvak ertegenover doorzoeken. Of het konijn een handlanger heeft
die hen daar bezighoudt, is giswerk. De wildkleur is met
het blote oog niet onderscheidend genoeg.
Eigenaardig:
naïef of levensmoe lijkt het konijn op het bospad niet. Hij heeft alles onder
controle, schijnt het. Is het minachting voor de belabberde jachtcapaciteiten
van onze honden? En wil hij als onbezoldigd trainer de handicap van onze ‘jagers’
verbeteren? Een tikkeltje spannend moet elk leven zijn, anders is de jeu er zo af. De rebellen volgen een opgepikt spoor steevast kriskras, zonder dat
er progressie inzit. De vogel is allang gevlogen, voordat zij eindelijk bij een
konijnenpijp belanden. Zo wordt het nooit een gelijkwaardig competitieve
wedstrijd waarin konijnen en honden wedijveren wie het snelst de afstand naar
het hol overbrugd.
Het
is aannemelijk dat het konijn zich superieur voelt en niets beters te doen
heeft. Hij vindt het gewoon leuk om als konijn een meute honden de loef af te steken. Gelijk heeft-ie!