Uit de oude doos:
Noorse Buhund prequel dogtales 28
Het is broeierig warm vandaag en absoluut geen weer om je
druk te maken. Maar bedrijvige Skip houdt niet van saai, zodoende vindt hij
altijd wel iets om zich mee te amuseren. In de tuin blijkt hij vooral
geïnteresseerd in het wel en wee van andere diersoorten. Hij laat al gauw zijn
oog vallen op een uit de kluiten gewassen regenworm die eigenlijk andere
plannen heeft vanmiddag. Wormen leven het liefst in
het donker, maar bij aangenaam weer als de bodem de juiste temperatuur heeft,
paren ze. Bovendien vinden ze hun meeste voedsel in de bovenlaag van de bodem.
Dus wat het ook voor prettigs was dat de worm van plan was, door de tussenkomst
van Skip werd dat verhinderd.
Vanuit liggende positie volgt Skip de verrichtingen.
Uiteindelijk wint zijn nieuwsgierigheid het en hij stapt op de worm af. Hij
likt er voorzichtig aan en wacht af. De gekietelde worm kronkelt van plezier.
Skip vindt het een geestige reactie. Hij gebruikt nu voorzichtig zijn pootje om
de worm aan te raken om te kijken wat daar de respons op zal zijn. De worm wurmt.
Dit is een onderhoudend spelletje dat bij uitstek geschikt is voor warm weer. Afleiding
waar je desnoods bij blijft liggen. Voor mij is kijken naar deze interactie van
worm en hond evenzo een welkome afleiding. Ik voel me door het plakkerige weer
eveneens loom. Het onschuldige vermaak besluit ik vooralsnog toe te laten, omdat
de worm zo te zien geen schade lijkt op te lopen. Het gaat zo een tijdje door. Skip
amuseert zich opperbest. Op een gegeven moment verkiest de worm, die bekend
staat als een verlegen soort, weer het ondergrondse en doet verwoede pogingen
in de aarde te kruipen.
Daar steekt Skip gauw een stokje, eh pootje voor: hier
gebleven jij. Dit spelletje is veel te leuk. De worm sputtert tegen door zich
helemaal op te krullen. Skip legt beide voorpoten op de worm, zo kan hij hem weer
in volle lengte observeren. Wat een glibberbeest, daar wil ik meer van weten, denkt
Skip. Voor ik er erg in heb, wordt de worm door midden gekliefd tussen zijn
stevige kaken. Nu liggen er twee afwindende wormen. Het zijn de laatste
stuiptrekkingen. Hoewel er wormensoorten zijn die zich zo vermenigvuldigen, is
dit bij de regenworm niet het geval. De twee stukken worm liggen uiteindelijk
doodstil. Skip kijkt me beteuterd aan.
De jonge brutale merels die het hele gebeuren vanuit hun
veilige zitplaats in de sering naast het bij de afhaalchinees gekregen Boeddhabeeldje
(een Boeddha krijg je, die koop je niet) hebben geobserveerd, veren hoopvol op:
het langverwachte gemakkelijk te verschalken vogelmaaltje. Volgens Skip is de
worm zijn rechtmatige prooi. Hij eet hem met zeer lange tanden op.
De matinee dat begon als een luchtig schouwspel maar
eindigde als drama, is voorbij. Plotseling en uit het niets, een wolkbreuk. Het
begint hevig te regenen, terwijl vreemd genoeg de zon volop schijnt. De
porseleinen Boeddha valt voorover in de vijver. Hebben we zijn toorn gewekt?
Onder luid gedonder ren ik terug de tuin in en leg snel wat verse compost - een
delicatesse voor wormen -
op de onheilsplek neer als een soort offer voor de nabestaanden. Na een uurtje
is de lucht weer helemaal opgeklaard en hemelsblauw. Ik slaak een zucht van
verlichting. We zijn niet vervloekt.