dinsdag 14 april 2015

VAN DE REGEN(WORM) IN DE DRUP


Uit de oude doos: Noorse Buhund prequel dogtales 28
Het is broeierig warm vandaag en absoluut geen weer om je druk te maken. Maar bedrijvige Skip houdt niet van saai, zodoende vindt hij altijd wel iets om zich mee te amuseren. In de tuin blijkt hij vooral geïnteresseerd in het wel en wee van andere diersoorten. Hij laat al gauw zijn oog vallen op een uit de kluiten gewassen regenworm die eigenlijk andere plannen heeft vanmiddag. Wormen leven het liefst in het donker, maar bij aangenaam weer als de bodem de juiste temperatuur heeft, paren ze. Bovendien vinden ze hun meeste voedsel in de bovenlaag van de bodem. Dus wat het ook voor prettigs was dat de worm van plan was, door de tussenkomst van Skip werd dat verhinderd.

Vanuit liggende positie volgt Skip de verrichtingen. Uiteindelijk wint zijn nieuwsgierigheid het en hij stapt op de worm af. Hij likt er voorzichtig aan en wacht af. De gekietelde worm kronkelt van plezier. Skip vindt het een geestige reactie. Hij gebruikt nu voorzichtig zijn pootje om de worm aan te raken om te kijken wat daar de respons op zal zijn. De worm wurmt. Dit is een onderhoudend spelletje dat bij uitstek geschikt is voor warm weer. Afleiding waar je desnoods bij blijft liggen. Voor mij is kijken naar deze interactie van worm en hond evenzo een welkome afleiding. Ik voel me door het plakkerige weer eveneens loom. Het onschuldige vermaak besluit ik vooralsnog toe te laten, omdat de worm zo te zien geen schade lijkt op te lopen. Het gaat zo een tijdje door. Skip amuseert zich opperbest. Op een gegeven moment verkiest de worm, die bekend staat als een verlegen soort, weer het ondergrondse en doet verwoede pogingen in de aarde te kruipen.

Daar steekt Skip gauw een stokje, eh pootje voor: hier gebleven jij. Dit spelletje is veel te leuk. De worm sputtert tegen door zich helemaal op te krullen. Skip legt beide voorpoten op de worm, zo kan hij hem weer in volle lengte observeren. Wat een glibberbeest, daar wil ik meer van weten, denkt Skip. Voor ik er erg in heb, wordt de worm door midden gekliefd tussen zijn stevige kaken. Nu liggen er twee afwindende wormen. Het zijn de laatste stuiptrekkingen. Hoewel er wormensoorten zijn die zich zo vermenigvuldigen, is dit bij de regenworm niet het geval. De twee stukken worm liggen uiteindelijk doodstil. Skip kijkt me beteuterd aan.

De jonge brutale merels die het hele gebeuren vanuit hun veilige zitplaats in de sering naast het bij de afhaalchinees gekregen Boeddhabeeldje (een Boeddha krijg je, die koop je niet) hebben geobserveerd, veren hoopvol op: het langverwachte gemakkelijk te verschalken vogelmaaltje. Volgens Skip is de worm zijn rechtmatige prooi. Hij eet hem met zeer lange tanden op.

De matinee dat begon als een luchtig schouwspel maar eindigde als drama, is voorbij. Plotseling en uit het niets, een wolkbreuk. Het begint hevig te regenen, terwijl vreemd genoeg de zon volop schijnt. De porseleinen Boeddha valt voorover in de vijver. Hebben we zijn toorn gewekt? Onder luid gedonder ren ik terug de tuin in en leg snel wat verse compost - een delicatesse voor wormen - op de onheilsplek neer als een soort offer voor de nabestaanden. Na een uurtje is de lucht weer helemaal opgeklaard en hemelsblauw. Ik slaak een zucht van verlichting. We zijn niet vervloekt.