uit de oude doos:
Noorse Buhund prequel dogtales 26
Ging Skip voorheen in een slakkengangetje vooruit, met de
koelte beweegt hij als vanouds actief. Hij vindt het heerlijk om tijdens het
joggen door de modderplassen te rennen. Naast een diepe regenpoel treffen we verse
hoefjessporen aan. Hier moet een dorstig ree zich kortelings te goed hebben
gedaan aan fris regenwater. Dan zomaar midden op de
dag staan we bij een tra, oog in oog met een ranke roodbruine dame (want zonder
gewei). Een bijzondere ontmoeting op geringe afstand. Ik lispel tegen Skip dat
hij geruisloos op zijn plek moet blijven. Pech, een krakend takje onder
mijn voeten en met elegante sprongen kiest zij het hazenpad.
Pas dan heeft Skip de ree ontdekt. Met wijd opengesperde neusvleugels
vangt hij de wildgeur op. Hij zet een sprintje in, maar komt niet verder dan
vijf meter: de lengte van de rollijn. Als goedmakertje mag hij elke centimeter
rondom de plek afsnuffelen, in de hoop dat hij achteraf zijn interesse verliest.
De daaropvolgende middag neemt hij
linea recta de afslag naar de intussen opgedroogde drinkplaats. Opgewonden scharrelt
hij in steeds hetzelfde cirkeltje rond. Hij is zo druk in de weer, dat hij niet
opmerkt dat een paar nieuwsgierige Bambiogen zijn verrichtingen vanachter het
struikgewas volgen. Ze lijkt helemaal niet schichtig. Hoe groot is trouwens de
kans om twee keer achter elkaar een ree te treffen? Volgens mij bewondert de
ree mijn wolf. Niet om zijn snuffelkwaliteiten, wel om zijn blonde haren die
door een speelse zonnestraal in goud veranderen. Ik vind haar ranke gestalte
met de alerte grote oren minstens zo aandoenlijk.
Een gelijkwaardige vriendschap
tussen Goudhaartje en Bambi lijkt me onmogelijk. En wie weet hoever ze hem mee
het bos in zal willen lokken. Vanaf morgen wijken we voor alle zekerheid een
poosje uit naar een alternatieve route. Dan laten we het bos links liggen en
wandelen we over het weidse overzichtelijke veld waar de dopheide zienderogen
purper kleurt.