Op de dijk zie ik, behalve op zondag, een degelijk geklede middenveertiger
een stug voor zich uitkijkende tienerjongen op zijn gazelle escorteren. De druk
pratende man (wat hun relatie is, is mij onbekend) heeft de jongen tijdens het
fietsen altijd in de nekgreep vast, terwijl de jongen oud genoeg is om
zelfstandig te karren. Telkens bekruipt me hierbij een naar gevoel; iets klopt hier
niet. Een afgezwakt gevoel hiervan bevangt me bij mannen die zich zonder hond, of
visgerei, of verrekijker (dit is twijfelgeval: vogelspotter of gluurder) in de
struiken ophouden. Mannen zonder hond die ogenschijnlijk zomaar wat rondlummelen
in het bos zijn per definitie verdacht. Volkomen onterecht natuurlijk.
Lente: de natuur kleedt zich aan, exhibitionisten doen wat
uit. Waarschijnlijk komt het door de wijkpotloodventer, en de zonderlinge man zonder hond
die een excuushond leent bij de buren om in het voorjaar een naakte zonnegroet in
het bos te brengen, dat ik zo mijn twijfels heb. Vanmorgen zie ik eerstgenoemden
afstappen. De man, zijn arm stevig om het middel van de jongen, begeeft zich samen
met hem tussen de wilgen richting de rivier.
Ik herinner me wandelvriend J. Hij zocht als opa met
kleinzoon in het bos naar plantaardig materiaal voor een kijkdoos. Door een (over)waakzame
wandelaar werd hij aangezien voor een potentiĆ«le ‘vieze man’. Het werd een
geforceerd gesprek over kindermisbruik. Er is geen aanleiding om de man en de
jongen achterna te gaan. Skip lost het voor me op door ladida langs de oever te kuieren. Nu moet ik eraan
voorbij. De twee schampen weliswaar zittend op een steen, maar
van intimiteit is geen sprake. De man mompelt tegen de strak voor zich uit starende
jongen. (On)schuldig samenzijn van vader en zoon? Ik dacht aan J. en hield mijn lippen stijf op
elkaar.