Blonde bever. Foto: Frans Lemmens
Aan de rand van de rivier bedwelmt jong wilgenhout. Skip
ruikt meer. Druistig rammelt hij over grijze keien, ik ijl achter hem aan. Vóór de in
onbruik geraakte betonnen rioolontsluiting zie ik natte beige pieken onder een
knoestige wilg. Het is geen prettige aanblik. Een opgezwollen lijkje van naar
schatting 25 kg (ik vergelijk de romp met die van een poolhond), gehavende schouder en een afgeschaafd dijbeen, geen kop, geen
staart. Het dier, wat ik door de lichte kleur en de herkenbare voetzolen toch
voor een hond houd, is flink verminkt. Wat er dan door je hoofd gaat, is veelal
erger dan de werkelijkheid.
Het Dierenambulancenummer in mijn
mobiel blijkt gedateerd. Thuis bel ik
met de dierenartsenpraktijk, omdat ik toch twijfel. 'Blonde bevers?' 'Ja, we
bewonderen regelmatig beverbouwsels bij de vistrappen en de visvijver,' antwoord ik, 'maar mij is eveneens alleen de bruine bever bekend.' De
assistente verschaft me het telefoonnummer van het Dierenmeldpunt, waar ik de
vondst uitleg. De regionale Dierenambulance neemt contact met me op. Een aardige vrouwenstem vraagt de exacte locatie. Na
een half uur krijg ik weer een belletje. Het is toch een, vermoedelijk verdronken (en daarna door een schroef van een bootje onthoofde), Castor fiber. Geïnundeerd
land wordt de bever wel vaker catastrofaal. Het lijkje wordt geruimd. Dierenambulance bedankt (ook voor het terugkoppelen van de afloop)!