29 graden om 8.00 uur. Bevoorraad met
drie flessen water, koelelementen en een badlaken gaan we op weg. Tussen het
groen dat zwicht onder de vurige gloed, zachte lamellen die stranden op verschroeide
aarde. De geschoren schapen staan pal in de zon op de landingsbaan, eentje is
zwart geblakerd. De konijnen langs de afrastering liggen nog op één oor. Ze
zijn, net als Byker en Skip, niet te porren voor hun ochtendgymnastiek. Cruzer
flankeert op de open vlakte. Tevergeefs probeert ze Skip te vermurwen. Zelfoverschatting.
We schaffelen van schaduw naar schaduw. Byker rolt in het gras. Door geteut met
andere vroege Venlonaren, laat ik het na om op Skip te letten. Hij kuiert op
het parallelle paardenpad. Ik taxie hem naar de Y-sprong. De honden worden voor het hoge koren (waar we gisteren weer een reekalf
hebben gespot) aangelijnd. Door de afwijkende koers bokken de rebellen niet. In
de auto verdringen Byker en Skip zich voor de blazer, Cruzer koelt op de in de handdoek gewikkelde koelelementen. Als we op de bestemming arriveren, zwaait M. het achterportier open. Niemand wil de oven in. 'Kunnen we niet de hele dag in de koele auto blijven', verzucht M.