Blaffen
is praten op zijn honds. Het is bedoeld om de ander iets duidelijk te maken, de
aandacht te trekken, opwinding te uiten, vreemden weg te jagen of ter
afschrikking. Net als een moeder de betekenis van elk huilgeluid van haar baby
kan definiëren, zo herkent de rechtgeaarde hondeneigenaar de intentie van elk
soort blaf en aanverwant taalgebruik van zijn eigen hond.
De aandachttrekker: wordt ongeduldig (en
soms jaloers) als je onderweg een praatje met iemand maakt. Hij blaft aanhoudend
om je zo te dwingen verder te lopen. Jantje Ongeduld heeft gelijk. De ‘verspilde’
minuten gaan van zijn wandeltijd af.
De bas: blaft met een gedempt geluid.
Meestal een uit de kluiten gewassen, oenige lobbes die goedbedoeld een dappere poging
waagt om angstaanjagend te lijken.
De bulderdog: brult,
bromt en buldert nors binnensmonds. Moppert meer dan dat hij blaft.
De debater: sputtert graag tegen, heeft
altijd een weerwoord en wil per se de laatste blaf hebben.
De blaffer: schept genoegen om bij het
minste of geringste aan te slaan. Ervaart dat langdurig en monotoon geluid
produceren endorfine vrijlaat. Door dit geluksgevoel is deze volhouder moeilijk
tot zwijgen te brengen.
De
dromer: bestrijdt heldhaftig de demonen
in zijn slaap met een diversiteit aan blaftonen. Dit kan gepaard gaan met spartelende
poten, smakkende geluiden, tandengeknars, gegrom en knipperde oogleden.
De herriemaker: onruststoker die de zaak
graag opjuint met zijn geblaf. Gaat flink tekeer tegen ongenode gasten. Hij houdt
wel van een spelletje blafpoker.
De hotdog: heetgebakerde
hond die snel is aangebrand. Blaft met consumptie en heeft daarbij het schuim
op de bek staan.
Het keffertje: vinnig, opgewonden standje. Vuurt repeterend als een mitrailleur, schelle bits af.
De praatjesmaker: babbelgrage hond. Op
vriendelijke toon wauwelt deze kletskop de hele dag tegen je aan. Hij gaat er
terecht vanuit dat jij volledig snapt wat hij met zijn koeterwaals bedoelt.
De rebel: blaft demonstratief uit
ongenoegen of als een vorm van protest. Hij staat direct op zijn achterste
poten als hem iets niet bevalt.
Schorre Morrie: produceert een soort hese hoest.
Ondanks zijn verwoede pogingen komt het nooit tot een volwaardige blaf.
De signaalhond: naast de waakhond is hij de
enige ferme viervoeter die legitiem waarschuwend vocaal mag optreden.
De sirene: houdt noodgedwongen de wacht als
de baas van huis is. Blaft en jankt uit frustratie, eenzaamheid en ongerustheid.
De silencio: zwijgt te allen tijde in alle
toonaarden. Totaal ongeschikt als waakhond. Helpt inbrekers zelfs mee de
gestolen buit te verkassen. Niet te verwarren met de stille.
De sms‘er: (save my soul) Moderne variant
op de S.O.S.’er. Aanhankelijke hond die, wanneer hij alleen gelaten wordt, om
het kwartier een noodsignaal uitzendt naar zijn roedel: ik mis jullie
gezelschap!
De spreker: is aangeleerd om op commando te
blaffen: hoe spreekt-ie? Houdt tevens op bevel zijn kaken stijf op elkaar.
De stille: hoor je niet. Gevaarlijk figuur.
Deze bijtgrage hond waarschuwt of dreigt nooit, maar hapt meteen toe.
De stoerling: gebruikt gespierde taal, maar
tempert zijn octaven zodra een goedkeurende kennismaking met het onderwerp van
zijn angst heeft plaatsgevonden.
De subwoofer: valt, als
laatste in rij, gealarmeerde blaffende honden in de buurt bij.
De verdediger: heeft een grote waffel wanneer
men te dicht in de buurt van zijn baas of diens eigendommen komt.
De virtuoos: de voortgebrachte blaf eindigt
in jodelend geluid. Zingt graag mee met zijn roedel, de ambulance en begeleidt zijn
muzikale eigenaar tijdens repetities.
De waakhond: imponeert met zijn
professionele frontale staccato blaf, die geïnterpreteerd moet worden als
waarschuwing: hem is het menens!
Wildehond: (honds)dolleman die tijdens het
uitlaten aan de riem, andere honden buitensporig uitblaft. Scheldt steevast op
schepsels met een identieke uiterlijke verschijning of karakteristieke geur.
Het woefje: stoeise hond die met zijn
bondige wafwoefjes uitnodigt tot een spelletje.