woensdag 11 februari 2015

THUISKOMERTJE


Maandagochtend, de stad ontwaakt geleidelijk. Skip en ik lopen tussen steen richting de haven. Omdat Skip wat aan zijn oog mankeert, even geen gegraaf of in de struiken duiken. Voorgeschreven door de oogspecialist. De gekozen route is een compromis tussen gras en asfalt. Bij de aanlegplaatsen waar de jeugd samenklont, heeft een veldslag gewoed: een myriade blikjes, waterflesjes, juspakken en wietzakjes. Tegen de steigers drijft een waterige soep. Drie afvalbakken staan er onbenut.

Skip is geen stadse hond. In het centrum loopt hij op brokjes die ik hem geef om vooruit te komen. Net een koppige ezel die een wortel voorgehouden krijgt. We bestuderen etalages en ik causeer kort met kennissen - Skip wordt geknuffeld - en zwaai naar doortrappers die ik ken. Skip houdt zich kranig tot de tweede scooter, die de volle (blaf)laag krijgt. Ik geef Skip gelijk. Brommen over de promenade is verboden.

In een reflex muizenspringt Skip op de grasstrook omhoog. Een konijn rent richting de kade. Ik leid Skip af met een Kaninchen Leckerli, wat werkt. We ontmoeten een hondenvriendin die grif mooi voor me gaat zitten. Ik laat mijn handpalmen zien: ‘Alles op.’ Grif duwt ze haar neus tegen mijn jaszak waar twee reservekoekjes inzitten: liegebeest. ‘Jou maak ik niks wijs! Maar dat zijn thuiskomertjes. Zonder die twee geraken we nooit bij onze eigen voordeur.’