Ochtendgloren.
De temperatuur is perfect en blauwer kan de hemel niet zijn. Het groen bestaat
voornamelijk uit gras en brandnetels. Het stoffige pad wordt doorsneden met
populieren die als luciferhoutjes door een storm het loodje hebben gelegd. Twee
ouwe taaien die gisteren nog in een bebloesemd Zuid-Limburg pikkelden, zetten
een boom op: ‘Heeft je hond goudkoorts, dat hij zo fanatiek graaft?’ ‘Hij vindt
inderdaad altijd wel iets de moeite waard om naar af te dalen’, beaam ik. ‘Als
het aan hem ligt, wordt het hier binnen afzienbare tijd vanzelf een
heuvellandschap’. ‘Doorwerken jongen’, moedigt de vrouw van het stel aan als
Skip even opkijkt. ‘Helaas dicht ik de gaten als Skip klaar is’, benadruk ik. ‘Dan
heeft hij echt de pee in, maar we willen niet dat iemand zijn nek breekt.’