Sinds
DE aanvaring* botert het niet meer zo tussen scooters en Skip. Volgens Skip moeten
die opgevoerde knetterdingen met petjesjongens erop van de straat. Ik kan ‘m
geen ongelijk geven. Het is levensgevaarlijk, maar als je jong bent voel je je
onaantastbaar. Buurman Scooter heeft trouwens nog geprobeerd om Skip te
sensibiliseren. Tevergeefs, de irritatie zit te diep. Omdat Skip verder de liefste
van de hele wereld (en de Melkweg) is, gun ik hem die ene makke -
een hond hoeft niet volmaakt te zijn, dat is zijn baas ook niet.
Om zijn
intolerantie binnen de perken te houden, draagt Skip in de bebouwde kom een
Hurtta tuig met handvat. Zodra het vermaledijde geluid dat bij Skip een
toeschietreflex ontlokt, in aantocht is, houd ik hem zo met gemak met vier
poten op de grond. Hij weet dat hij niet uit kan vallen, maar wel eventjes mag
blaffen. Prima geregeld. Als hij uitgebriest is, complimenteer ik hem: ‘Goed
gedaan jongen, die heb je toch maar mooi weggejaagd’
Soms
slaat een brommert eerder af. Dan wijs ik Skip erop: ‘Kijk, je reputatie is je al
voorbij gesneld, ze durven niet eens meer langs te komen’. Skip gelooft me
graag. Bij warm weer heeft hij geen puf om te brommen en zijn voorbijgangers
gevrijwaard van de echo. Dan vind ik het juist leuk om hem op te hitsen. ‘Pak
ze!’ chargeer ik. Skip hoort aan mijn intonatie dat ik een loopje met hem neem
en maakt absoluut geen aanstalten om me serieus te nemen.
*Bij zijn vorige
eigenaars.