In het hondenbos snuistert Skip
tussen de oprukkende vogelkers. ‘Wat ruist er door het struikgewas’ om
Toons’ beroemde zin te parafraseren. Het is een goudbruin dier met een
geschatte schofthoogte 40 cm met een lichte beefy.
Is het een reekalfje? Of zijn we op het verkeerde been gezet en is het een middelgrote hond die daar tegelijk met Skip ronddoolt.
Skip omsingelt de verwilderde
uitstulping als strijdlustige indianen een trekkend kolonistenkamp in het Wilde Westen.
Alleen kan Skip het beest niet uitroken en laat hij het joelen achterwege.
‘Laat hem maar’, smiespel ik. ‘Je hebt
hem toch gevonden. Het is niet de prestatie, maar de intentie die ertoe doet.’
Skip gaat klakkeloos overstag.
De volgende ochtend zijn wij het
voorval allang vergeten. Skip niet, die had gisteren direct bedacht om zijn Jackies, te vragen op
onderzoek uit te gaan: succes gegarandeerd. Maar wat het ook was geweest, het
is weg. Zelfs de geur. Geeft niet, de meiden hebben al een alternatief beraamd.