7.00 uur. Een mediterrane hemel. Nog nadromend neem ik de schaduwzijde langs de kreek. Skip loopt vrijwillig in de vlammende zon waar je huid spontaan om factor 50 schreeuwt. Het gras zweet bij voorbaat al. Stakerige ruisende populieren bootsen een kabbelende zee na. Het stroompje klotst wild als het de betonnen onderdoorgang passeert. Twee wakkere reigers staan gespannen tegenover elkaar: zijn het concurrenten of collega’s? Gierende zwaluwen in het luchtruim, zingende merels in de acacia's, een vreemde vogel die krijst als een aap. Pafferige poezen tijgeren over de koortsige craquelé klei door een jungle van duvelstokken*, bloemenschermen, en bloeiend perkgoed dat buurtbewoners uit eigen tuin hebben verplaatst naar dit idyllisch plaatje. Skip trekt telkens zijn poten omhoog. Grasstoppels - overgebleven na het maaien - doen hardvochtig pijn tussen zijn zolen. Hij heeft het er schijnbaar voor over; zo gebrand is hij op mollen en muizen. De temperatuur gaat al over de top. Klassiek klinkt uit een witgepleisterd kasteeltje. We slaan af naar de beschaving. Zouden de koortsige kinderkopjes langs de bomenrij Skip ook te heet onder de voeten zijn?
*Lisdodde wordt in de volksmond duvelstok of negerpiemel genoemd.