Natte
en droge perioden wisselen elkaar constant af. Na raadpleging van een weersite
kiezen we voor optie twee. Langs de rivier duikt Skip met Chap, een Spaanse
‘schone’ Waterhond die nu nog loopt te bleekscheten, de struiken. Een koekje
hebben ze al gehad. De baas en ik kletsen onderweg wat in het luchtledige over
het WK, bier en dat soort ongein. Dankzij de vele roeiboten met luid roepende
stuur hoor ik de bel niet. Halfweegs komt Chap zonder Skip terug. Het was
rücksichtslos van me om niet op te letten. En nu is Skip van de radar
verdwenen. De crux van het hele verhaal is dat ik geen referentiekader heb,
waar Skip zich kan bevinden. Even wisten we niet van elkaar waar we ons
bevonden. Is Skip roerloos achtergebleven om Chap te lozen, rechts teruggekeerd
naar start of links doorgestoomd richting keerpunt? Of zijn er wilde dieren in
het spel? Ik wacht, bazuin rond en fluit. Geen gehoor, geen bel. Ik moet
kiezen: achterwaarts of vooruit. Ik ga terug omdat ik daar buitendijks het hele
gebied hoop te overzien. Geen baken, geen witte krulstaart die boven de wilde
weideflora uittorent. Later blijkt dat Skip doorgelopen is naar het
kloosterdorp in de veronderstelling dat ik dat ook zou doen - hadden
we uitsluitend met zijn tweetjes gelopen dan was dat zo gegaan. Op zijn laatste
beentjes zie ik hem terugkeren naar daar waar we elkaar uit het oog waren
verloren en waar ik, net als hij, weer ben aanbeland. Hij blij, ik blij. We
hebben allebei dringend behoefte aan een rustpauze aan het water. Behalve het zweet op
mijn voorhoofd ben ik droog gebleven.