In één
nacht van 32 naar 17 graden. Te voet van A naar B: van Venlo naar Steyl en weerom. De wandeling werd een onderneming
van op de kop af drie uur. Het pad voerde ons langs de Maas waar grote happers
een bocht van de Maas verbreden. Fietsers die dokkerden over het split hoorden
slechts het kabaal van de vermalende vergruizers. De koeien waren verdreven
naar de uiterste hoek van de wei. De meeverhuisde reiger stond gemoedelijk
tussen hen in. Vaklui, explosievenexperts, met een metaaldetector aan hun arm
zochten naar bommen. Geregeld werd er voorzichtig in de grond geboord.
Vis-à-vis ondertunnelde Skip het aanpalende weiland. Althans wat er van over
gebleven is: het wandelgebied krimpt naar aanleiding van de vooruitgang.
Donkere wolken boven ons. Waar ik stond, verschijnt later dit jaar een
fietstracé. Weg natuur, weg rust, weg (honden)wandelgebied. Het was er druk met
recreanten. De oude garde uit het predigitale tijdperk mét en de smartphoners
zonder plu. De wandelende vakantievierders verwachtten er rust, ze vonden
herrie. De ongeruste dorpsbewoners die er al sinds mensenheugenis hun honden
laten rennen, schrikken zich elke keer te pletter van de onstuitbare en
onomkeerbare voortgang. Maar waar een wil is, is een weg. Tussen prikkeldraad
en hekwerk in, is in korte tijd een alternatief pad verrezen. Het heeft iets
strijdlustigs: we vinden altijd een uitwijkmogelijkheid.