Als een witte tornado zeilt ze
door de gladde gang naar buiten. Op de grasmat is meer plaats om spelbuigingen
te maken, elkaar uit te dagen, tikkertje te spelen en te worstelen. Als de
witte wervelwind moe gespeeld is, koelt ze af in ons tuinvijvertje van 1m³.
Evenals een kunstig modderspoor door het hele huis achterlaten van gehaaste
voetstapjes.
Een nanoseconde ligt ze onbewogen.
Dan hapt het blanke herderinnetje in haar eigen staart. Ongevraagd springt ze
als een kat bij me op schoot. 'Je bent veel te groot en te zwaar', poeier ik
haar af. Ze kwispelt laag en zucht diep de overtreffende trap van een
uitgeblazen fontein spuitende walvis. Met een doffe bons laat ze zich op
de houten vlonder vallen. Tegen het serredak tikt onophoudelijk een bromvlieg
die niet doorheeft dat hij eenvoudig rechtdoor de vrijheid tegemoet kan. Het
gezoem vangt tijdelijk haar aandacht. Tot ze met haar oren schudt en zichzelf
weerspiegelt ziet in de tuindeur. Argwanend kijkt ze naar het silhouet van haar
tweelingzus. Ze veert op en springt op de ligstoel die eigenlijk te smal voor
haar is. Jolig bungelen haar voorpoten over de rand.
Ze knippert met haar ogen. Gaap.
Ze wil niet toegeven aan de slaap. Ik aai haar. Ze is lief en onstuimig. 'Het
hoort bij je leeftijd', fluister ik in haar verhoudingsgewijs te grote oren.
Zachtjes en speels bijt ze in mijn hand. Ze hoort een onbekend geluid bij de
buren. Het is de schuurdeur die door de tocht dichtslaat. Haar oren draaien als
een periscoop om het geluid te traceren. Ze blaft kort en rent … naar de
voordeur. Een bundel reclameblaadjes valt door de brievenbus. Met de poten op
de vensterbank tuurt ze door het raam. Ze wiebelt haar nachtzwarte neus in de
lucht. Hatsjie. De geur die ze opsnuift is van een door haar persoonlijk
geproduceerde wind. Als ik om haar aanstelleritis lach, gaat ze demonstratief
met de rug naar me toe liggen.
Ze is alweer op onderzoek in de
tuin. Ze vindt een lang vermiste KONG onder een struik. Het robuuste rubber
doorstaat de knaagtest met succes. Ze slobbert gulzig in de vijver. Het
merendeel van het water sijpelt tussen haar flodderende lippen-op-de-groei door
op de grond. Ze trekt een sprintje over het tuinpad. Ze is snel afgeleid en
richt haar aandacht op de geruite deken die opgevouwen in de hondenmand ligt.
Behendig zwiert ze hem overboord. Onbeholpen sjort ze het tuinkussen van de
stoel naar de mand. Ze kijkt wijs.
Pubers! Ze valt in slaap op de rubberen deurmat. Het vliegengordijn wiegt zachtjes heen en weer over haar snuit. Bij elke vlaag beweegt haar ene oor. Zo abrupt als ze in slaap gevallen is, zo rap is ze klaarwakker.