De pootjes van mijn computerbril zijn uitgelodderd. Twee uur voor sluitingstijd en het is al schemerig. Op naar de opticien om de boel strak te laten trekken. Skip heeft geen boodschap aan shoppen in de binnenstad. Ik zal op de solotoer moeten. Kortzichtig van ‘m, want het is onverantwoord om mij alleen op pad te gaan.
Aangeraakt worden door de tijd is lastig. Grijze haren krijg
je ervan en steeds slechtere ogen. Voor het eerste helpt een likje verf, het
tweede is onomkeerbaar en het blijft behelpen. Daarom winkel ik zoveel mogelijk
op internet, waarvoor één leesbril volstaat.
Ik rij met mijn velo richting centrum vergezeld van vier
brillen*: eentje voor veraf op mijn neus, eentje voor dichtbij bovenop mijn
hoofd om prijskaartjes en labeltjes te kunnen lezen, een middenmoter aan een
koordje om mijn hals om rond te neuzen in winkels (die ik tevens thuis gebruik
voor het strijken en tijdens het kokkerellen), én de computerbril in een doosje
in mijn jaszak.
Het treft dat de brillenzaak op de kop van de koopgoot zit. Het
was er tjokvol met klandizie. Ik keek wat rond. Tijdens het bril verwisselen, moeten
de ogen steeds wennen aan de diverse sterktes. Zo kon het gebeuren dat het me
duizelde, ik de aangeboden stoel misgreep, achterover viel en tussen een van de
detectiepoortjes belandde. De geschrokken verkoopster schoot te hulp, ik schoot
in de lach. Bijkomend voordeel: ik werd meteen geholpen. Thuis zag ik pas dat
ik een van mijn brillen daar had laten liggen. Er zat niets anders op dan terug
te gaan. Dit keer voor de veiligheid met mijn blindegeleidehond.
*mijn ogen lenen zich niet voor multifocale glazen.