PAKKETBEZORGER
Dingdong.
Door het canalee glas onderscheid ik vaag het silhouet van een persoon met een
doos onder zijn arm. Skip die eerder bij de voordeur is dan ik, wurmt zijn
kopje bij het openmaken tussen mij en de muur. Zijn poten blijven vóór de
drempel steken. De pakketbezorger - gedrongen postuur in opengeritst
jack - deinst achteruit. ‘Wow, kan die hond achter slot en
grendel, ik ben bang voor honden’, paniekt de pakketbezorger in prima
Nederlands met zwaar buitenlands accent. ‘Zolang u niet binnenkomt, én op
gepaste afstand van mij blijft, hebt u niets te vrezen’, rechtvaardig ik Skips
positie. Ik wurm tegelijkertijd Skip die razend nieuwsgierig is wat er in de
doos zit, de gang in. Ik teken voor ontvangst. ‘Ik heb het een en ander
meegemaakt, daarom’, verdedigt de pakketbezorger zich onnodig. Wil hij hiermee
aangeven dat ik zou concluderen dat de lichtgetinte bezorger vanwege zijn
geloof niet met honden in aanraking mag komen? Ik bedank hem met een glimlach
voor de levering. Het pakje is voor de buren. Sneu voor de verwachtingsvolle
Skip. Generaliseren: we maken ons er onbewust allemaal weleens schuldig aan.