Bufke heette de cognackleurige cockerspaniel die
aan het plantsoen in een appartement zonder lift woonde. Ze is allang
heengegaan. In haar nadagen hing een inoperabel gezwel ter grootte
van een sinaasappel aan haar linkerborstkas. Haar hoogbejaarde
eigenaars hadden voor een simpel stofkapje in de bouwmarkt kunnen kiezen. Maar
ter ondersteuning en opdat de stalactiet die over de grond sleepte niet
beschadigde tijdens het lopen, droeg Bufke een huidkleurige buhhuh waarvan de
overbodige cup ertussenuit was geknipt.
Geen sexy niemendalletje, maar een ouderwets
handig hulpstuk waar Bufke de laatste maanden van haar leven mee geholpen was.
Het diamanten echtpaar karde elke ochtend met hun gammele roestbak naar het
vertrouwde sparrenbos waar weinig wandelaars kwamen. Hij was een ouwe brombeer
met een goed hart, zij een en al bescheidenheid in vormeloze schutkleurkledij
uit het jaar nul afgetopt met een bloempottenkapsel. Zij had best baat bij de opbeurende bustehouder, maar ‘de honden los in het hok’ had ze graag voor Bufke over.
Was het uit schaamte of uit veiligheid dat ze
een afgelegen plek bezochten? En waarom vertikte haar wederhelft het om mee te
wandelen? Terwijl zij en Bufke traag als schilpadden voortbewogen, pafte hij de
potdichte Polo grijs. Op de terugweg zat de vrouw steevast achterin, niet
vanwege de smog, maar om Bufke - in ademnood door het korte waggelstukje -
tijdens het bochtenwerk in bedwang te houden. De ‘auto met chauffeur’ deed me
denken aan de film Driving Miss Daisy, zeker wanneer zij met een
druk gedessineerde oranje handdoek in haar hand ingetogen naar ons wuifde. Die
handdoek was natuurlijk vanwege eventuele lekkages, zodat de versleten stof van
de achterbank nog enigszins toonbaar bleef.