Reïncarnatie of verbluffende toevalligheden. Is er meer tussen hemel en aarde?
Het
begrip reïncarnatie bestaat al sinds mensenheugenis en komt mondiaal in veel
religies en culturen voor. Reïncarnatie
(zielsverhuizing) is het geloof dat enkel de geest van een levend wezen -
in de westerse wijsbegeerte doorgaans ‘ziel’
genoemd - na de dood opnieuw in een ander levend wezen wordt herboren. De idee achter reïncarnatie of wedergeboorte is dat het leven een
leerschool is. Een ziel reïncarneert in een ander levend wezen om te evolueren:
nieuwe ervaringen op te doen en zich verder ontwikkelen. Er zijn onderzoeken
bekend waarbij de geteste personen zich verbluffende details over een vorig
leven herinnerden die 100% met de werkelijkheid strookten, identieke
gelijkenissen vertoonden of dezelfde capaciteiten hadden als de betrokken overledenen.
Er kon geconcludeerd worden dat de feiten niet gebaseerd waren op fantasie,
toeval of helderziendheid en dat er geen samenhang bleek te bestaan
tussen het wel of niet geloven in reïncarnatie.
Laat ik voorop stellen dat ik ‘de nuchterheid zelve’ ben en geen bijgelovige zweefteef. Wèl ben ik een langneuzig mens die met de nodige scepsis openstaat voor mystieke zaken. ‘De wonderen zijn de wereld nog niet uit’ luidt immers een bekend gezegde.
Lees
hier het miraculeuze relaas van Mieke.
Nadat
wij onze Boxer Robbie geheel onverwacht hadden moeten laten euthanaseren,
hebben wij hem thuis een nachtje laten overstaan. Het besluit namen we om
onszelf wat meer tijd te gunnen afscheid van hem te nemen. Ik kan niet
ontkennen dat er tevens een zweempje nieuwsgierigheid bij kwam kijken. In mijn
hele leven had ik nog nooit met de dood te maken gehad. ‘Houdt het leven
werkelijk op bij de dood, zoals ik altijd heb gedacht?’ Dit was een ultieme mogelijkheid
om mijn persoonlijke stelling bevestigd te
zien, of juist ontkracht. Bestond er inderdaad een kans dat er iets curieus zou
gebeuren zoals een opstijgende ziel, een teken van gene zijde in aardse vorm,
een seintje dat het goed was, misschien?
Onze
gestorven hond lag roerloos op zijn eigen divan, alsof hij sliep. Mijn
zintuigen stonden op scherp. Er gebeurde in dat etmaal he-le-maal niets. Zelfs
de rigor mortis, de lijkstijfheid die
enkele uren na het overlijden intreedt, duurde aanzienlijk korter dan gedacht.
De volgende ochtend was zijn lichaam slap en nam ik Robbie nog eenmaal in mijn
armen. Hij werd door mijn man in het vers gedolven graf in de tuin neergelegd.
Een laatste aai als afscheidsgroet voordat de grond hem zou bedekken. De hond bleef
doodstil liggen. We hadden absoluut niets bovenaards of paranormaals waargenomen.
Dat kwam later pas.
Op
de sterfdag van Robbie werd onze huidige Boxer afgegeven bij een asiel - die
bewuste datum was ons bij de aanschaf overigens onbekend. Toen we voor het
eerst zijn portret onder ogen kregen, dachten we dat het een beeltenis van onze
overleden hond was, zo treffend was de uiterlijke gelijkenis. We werden bijzonder
onrustig bij de aanblik van die onbekende hond op de foto die we zo goed leken
te kennen. Hij wàs gewoon Robbie en we moesten naar hem toe: wat deed hij ergens
in den vreemde? Een zeer onwerkelijke situatie. Tijdens de eerste ontmoeting
was er van beide kanten ogenblikkelijk die klik. Hij duwde zijn snoet in mijn
handen en keek me met lodderige ogen aan alsof hij wilde zeggen ‘kunnen we eindelijk
naar huis?’ Diezelfde dag nog was de nieuwe hond die zo vertrouwd en eigen leek, terug in zijn - eigenlijk ons - huis.
De
Boxer Box die in een kennel had geleefd, liep de eerste avond doodgemoedereerd
mee naar de slaapkamer. Hij stond gebiologeerd naar zijn gedaante in de
spiegeldeur te kijken, het duurde een eeuwigheid. Het leek alsof hij zichzelf voor
het eerst zag. Daarna vlijde hij zich behaaglijk in de oude hondenmand die we
nooit hadden weggedaan. Nadat we hem ‘welterusten’ hadden gewenst, zuchtte hij diep
en vergenoegd. Net als… Het was alsof we terug in de tijd waren gereisd en alle
narigheid nooit was gebeurd. Bizar.
Van
meet af aan draaide de nieuwkomer mee in de dagelijkse routine. Het was alsof
zijn voorganger een compleet dossier met notities had achtergelaten. Berichtjes
over zijn doen en laten die de opvolger, zonder uitzondering, direct in zijn
geheugen opsloeg. Zo spurtte hij op het erf bij het logeeradres - waar ook hij naar toe zou gaan als wij op
het werk waren -meteen achterom. Hoe kon
hij weten dat we de voordeur nooit gebruikten? De oppas werd zoals ‘altijd’ afgelebberd,
ditmaal in een zichtbaar ontroerd gezicht. Een déjà vu? We hadden beiden tegelijk
kippenvel.
Omdat
de uiterlijke verschillen zo miniem waren, vergisten we ons vaak in zijn naam;
hij leek het ons geheel niet kwalijk te nemen. Af en toe testte ik hem weleens
om te kijken of hij speciaal op zijn oude naam reageerde. Hij staarde me op
zo’n momenten indringend aan. Bedoelde hij met zijn vorsende blik dat ik hem
moest herkennen? Bekende buurthonden trapten net zo in de treffende gelijkenis.
Robbies grootste vijand stormde bij de eerste aanblik van ver op de nieuweling
af. Hij hapte Box flink in de lies, net als hij bij Robbie had gedaan.
Gaandeweg bleek dat Box identieke aversies tegen kleine
witte hondjes had.
De
opvallende overeenkomsten in gedrag, houding en reacties stapelden zich op. Box
schijnt een exacte kopie van Robbie te zijn. Zelfs
het vlekje onder zijn kin lijkt origineel. Hij heeft dezelfde voorkeur wat
betreft kauwmateriaal: de zeer geliefde gifgele tennisbal. Hij blijkt net zo’n
ongelovige thomas: eerst zien, dan geloven. Het ritueel om louter bij de
aanwezigheid van bezoek luidruchtig te winden, beheerst hij eveneens. En ook hij
ondervindt regelmatig ongemak van zijn grappig flapperende oren. Ik zou zo een
hele waslijst met de meest minieme details van deze onstuimige clown (geen kloon) kunnen opsommen
die parallel blijken te lopen met onze vorige oogappel.
Is
onze overleden hond werkelijk gereïncarneerd in Box en wat is dan zijn
bedoeling? Kwam
de dood te vroeg? Wilde hij bij ons blijven omdat wij hem onmogelijk kunnen missen?
En leeft hij daardoor voort in zijn opvolger? Heeft hij vanuit het hiernamaals een
door hem goedgekeurde plaatsvervanger gestuurd die ons moet troosten en
opvrolijken? Of berust het allemaal op puur toeval en willen wij graag dingen
zien die er eenvoudigweg niet zijn? Is het mogelijk dat we ons onbewust hebben laten
misleiden door de rastypische eigenschappen van de Boxer? We moeten eerlijk bekennen
dat we graag wilden geloven dat Box Robbie was. Die
eigenheid heeft ons intens geholpen bij de rouwverwerking. Zo bleken wij
ons verdriet (en schuldgevoel?) een plek te hebben kunnen geven.