De Yorkshire Terriër mag zich wereldwijd verheugen in een noemenswaardig aantal met een even aanzienlijke aanhang: beroemdheden lopen met hem weg, er bestaan shops voor ‘Yorkie members only’ en buitenlandse glossy’s die puur gericht zijn op dit aantrekkelijke ras. De (tentoonstellings)hond is blij met de belangstelling, want het officiële onderdeurtje onder de terriërs houdt bovenal van aandacht. Niet om te pronken, maar gewoon omdat hij bijzonder gesteld is op menselijke nabijheid.
Herkomst en
geschiedenis
Als je de naslagwerken erop na slaat, lees je dat het
Engelse Leeds in de tweede helft van de 19e eeuw de bakermat was van
de Yorkshire Terriër. Aan de wieg van de Yorkshire Terriër die valt onder FCI
nummer 86 sectie 4, stond de in 1865 geboren ‘Huddersfield Ben’. Het is
aannemelijk dat de Yorkshire Terriër een allegaartje is van Waterside Terriër
en Black and Tan Terriër (deze twee hadden het grootste aandeel), aangevuld met
de Clydesdale Terriër. Het bloed dat door zijn aderen vloeit bevat daarnaast waarschijnlijk
druppels van de Skye Terriër, de Manchester Terriër, de Dandie Dinmont Terriër,
Cairn Terriër, de (inmiddels uitgestorven) Broken Haired Scotch Terriër en de
Maltezer. Met dank aan de Schotse wevers die dol waren op de kleine hondjes en ze
destijds onderling kruisten.
In de late helft van de 19e eeuw maakte men van de Yorkshire Terriër door strenge fokselecties een zuiver dwergras. Met een brede slag om de arm, kreeg de Yorkshire Terriër in die periode tevens zijn rasstandaard en zijn naam die refereert aan waar het allemaal begon: het graafschap Yorkshire in het noorden van Engeland. De grotere en zwaardere Yorkshire Terriër startte zijn carrière als rattenvanger en ander ongedierteverdelger. Met de transformatie naar minihond (ten hoogste 3,1 kg), switchte hij naar een succesvolle loopbaan als gezelschapshond die de verkorte bijnaam York of Yorkie ging dragen.
Karakter
De pittige Yorkshire Terriër is een vlot en vriendelijk gezelligheidsdier dat bijzonder aanhankelijk en trouw is aan zijn eigenaar. Hij richt zich volledig op zijn bezitter die van het zorgzame type moet zijn en bij voorkeur een knusse huismus is. Er wordt gezegd dat een Yorkshire Terriër het meest van alle rassen gesteld is op menselijk gezelschap en aandacht. Als rasechte schootwarmer bivakkeet hij namelijk het liefst de hele dag bij zijn baas op schoot. Mee gaat hij met evenveel plezier. In het mandje met kap voorop de twee- of driewieler kan hij alles overzien. Of voor in de auto op een kussen of op de bovenbenen van de passagier. Om overdreven claimgedrag te voorkomen, probeer je de juiste balans te vinden tussen rusten en activiteit. Leer de hond via een spelletje om vrijwillig in de mand (of naast je op de bank) te gaan liggen om te rusten.
Sociaal gedrag
De Yorkshire Terriër is alles behalve een doetje. Hij is klein, maar dapper. Zeg maar gerust: onbevreesd en soms te overmoedig voor zijn eigen bestwil. Arrogante kleintjes willen nog weleens een aanval van grootheidswaanzin vertonen. Als je hem van jongs af aan leert zich beleefd te gedragen tegenover (grotere) soortgenoten, dan zal hij zich ontwikkelen tot een zeer tolerante hond in plaats van bij voorbaat te gaan spektakelen bij het zien van elke potige hond. Vaardigheidstraining in sociale omgang is in verband met zijn veiligheid daarom in de opvoeding zeker een punt van aandacht. Tussen de onbevreesde Yorkshire Terriërs zitten pantoffelhelden: zij zijn degenen die uitdagen en zich meteen verschuilen achter de beschermende kuiten van de baas, of erop rekenen opgetild te worden. Reutjes worden geacht aanhaliger te zijn dan teefjes die als vinniger en kattiger worden voorgesteld. Of het klopt? Allebei de seksen kunnen, generaliserend uitgedrukt, goed met kinderen overweg, mits de ondermaatse hond serieus genomen wordt en niet als poppedeintje wordt behandeld. Andere huisdieren zijn welkom. De nieuwsgierige Yorkshire Terriër is een assertieve bewaker en blafgraag. Als er iemand voorbij zijn huis komt, slaat-ie aan. Keffen moet van jongs af aan in de kiem worden gesmoord. Voordat je het weet krijgt het ongecontroleerd schel blaffen de overhand en wordt het hinderlijk en irritant. Afleren zal dan heel moeizaam gaan. De Yorkshire Terriër kan zich thuis territoriaal gedragen. Een onhebbelijkheidje dat vaker bij eigenzinnige minihonden voorkomt, is het binnenshuis markeren door reutjes. In een puur op dit ras gerichte webwinkel worden hiervoor speciale bandjes te koop aangeboden. Een indicatie dat de Yorkshire Terriër ook graag ongewenst zijn pootje optilt? Van het feit dat het lastig is om de Yorkshire Terriër zindelijk te maken, wordt eveneens melding gemaakt.
Opvoeding en beweging
Een Yorkshire Terriër is dus dol op aandacht en zeer
ontvankelijk voor complimenten. Hem negeren is het ergste wat je hem kan aandoen.
Van dit gegeven kun je handig gebruik maken tijdens zijn opvoeding. Vaak worden
honden van geringe afmetingen vanwege hun snoezige gehalte - bij de
Yorkshire Terriër zijn het daarnaast de pienter kijkende donkere kogeltjes - onderschat.
Ze kunnen en willen echter wel degelijk op sommige terreinen de baas spelen als
de eigenaar dat toelaat. De Yorkshire Terriër mag dan wel de kleinste zijn in
zijn genre, hij herbergt nog steeds al dan niet latent terriërtemperament. Dat
houdt in dat hij een streber is die een beetje boel kan doordraven in het ‘goed
willen doen’. De onopgevoede hond zal een verwend brutaaltje worden dat jou
africht in plaats van dat híj opgevoed wordt. Verbaal bestraffen (foei!) en uitbundig
overladen met lofuitingen als verdiende beloning leveren het beste resultaat
op.
De Yorkshire Terriër past zich qua
beweging aan. Hij kan tevreden zijn bij een huisje-boompje-beestjegezin, bij
senioren op een appartement, of bij een alleenstaande zolang die maar niet
alleengaand is. Fier en rechtop wandelen tussen het beton of in het groen,
vaker een kort blokje om of uitgebreidere wandelingen … het is hem om het even.
Zolang hij langdurig mag snuffelen, vindt de in omvang bescheiden hond het
best.
Thuis is de hond gelukkig op schoot, met (glad)gestreken worden en zich verwarmen in de zon of bij de kachel. Wanneer hij actief is, wordt hij blij van squeaking piepspeeltjes, of het rondschleppen van zijn pluche speelgoed. Samen met de baas daarmee ‘touwtrekken’ is je van het. De eventuele tuin dient om te graven of te ravotten.
Gezondheid
De Yorkshire Terriër is een taaie hond waarbij een leeftijd van 16 of 17 jaar eerder regel dan uitzondering genoemd kan worden. Net als bij veel kleine rassen komt er Patella luxatie voor. Bij de Nederlandse Yorkshire Terriër Club is een test voor toekomstige fokouders daarom verplicht.
Patella luxatie is een van de meest voorkomende orthopedische aandoeningen: het van de plaats schieten van de knieschijf, waarbij deze naast het gootje kan komen te liggen waar hij normaal in hoort te zitten. Het vaakst komt de incidentele (habituele) vorm voor, waarbij de knieschijf naar binnen schiet. Men onderscheidt verschil in ernst (graad) en richting waarin de knieschijf zich verplaatst. Afhankelijk van die mate wordt vastgesteld of er sprake is van overgangsklasse dan wel graad 1 t/m 4. Bij de laatste is er sprake van een voortdurende verplaatsing van de knieschijf waarbij deze niet eens meer op zijn plaats te krijgen is.
De vacht van de Yorkshire Terriër heeft op het lichaam een
donkere staalblauwe kleur, hoofd en hals zijn bruin getint. Of de Maltezer of
de broken haired Scotch Terriër verantwoordelijk is voor de lange zijdeachtige
vacht, blijft de vraag. Wat maakt het uit: als je haar maar goed zit. Zeg je
Yorkshire Terriër, dan zeg je frutten. Eerst over de kuif. Over het algemeen wordt de dameskuif
vastgezet met een klemmetje met (rode) strik en dragen de heren een
gekortwiekte pony - van
showmannetjes blijven de sluike kuifharen lang en dus komt hier wel een
elastiekje of strikje aan te pas om het zicht te waarborgen. Het rode strikje,
het ‘overtuigende bewijs’ dat je met een Yorkshire Terriër van doen hebt, is
geen popperige verkindsing van de hond. Vanaf de tijd dat de hond als
rattenvanger in gebruik was, werden zijn haren bijeengehouden door toevallig
rode, wollen draadjes (hier komen de wevers weer om de hoek kijken). De
traditie van rood wordt tot op heden in ere gehouden. Schaf voor de Yorkshire
Terriër een bijpassend apart zacht halsbandje tegen haarbeschadiging aan.
De verzorging van de kwetsbare lange, steile, glanzende zijden haren, kan men in twee categorieën splitsen: die van huishond en showhond. Het als een kostbaar gewaad gedragen haar van de tentoonstellingshond vereist speciale verzorging waarbij het regelmatig laten toiletteren en het zetten van de in het oog springende papillotten hoort (het zogenaamde coke kapsel). Dit oprollen van het lange haar gebeurt ter voorkoming van het afbreken. Het intensieve onderhoud van de doorsnee huishond, wiens haren los kunnen blijven hangen, bestaat uit minstens twee keer per week tot het dagelijks in laagjes borstelen, waarna het nog kort wordt doorgekamd. Dit vanwege knopen, klitten of plantentakjes en zo die zijn blijven haken. Het is gangbaar om het recht naar beneden hangende haar, op de rug in een middenscheiding te verdelen. Een- of tweemaal per maand verlangt de vacht een bad. Gebruik geëigende shampoo plus conditioner. Na de wasbeurt dep je het haar handdoekdroog en zet je de föhn op de laagste stand, vindt-ie fijn. Omdat de haren blijven doorgroeien, dient met de vacht drie à vier keer per jaar te (laten) knippen.
De
Yorkshire Terrier is dus een hond die niet ruit en geen haren verliest. Heeft
de vergrijzing toegeslagen dan kun je de kouwelijk Yorkie functionele kleding
tegen de (buiten)kou aantrekken. Zoals je hebt kunnen lezen is de lange vacht
heel bewerkelijk. Als dit voor jou geen haalbare kaart is, houd de haardracht
dan jongensachtig kort of neem een abonnement bij de professionele trimster.
Zij kan meteen de pootjes en de oortjes verzorgen.