Geen vervoer. Dat
betekent dat we de rebellen in de Oude Beemden moeten uitlaten. M. en ik
arriveren zowat tegelijk in het hondenlosloopgebied langs de Maas en de
ringweg. Onhandig, want de drie kunnen daar niet veilig tegelijk los. We gaan
ieder een kant op.
Diffuus licht. Skip houd ik zover als
geluid dragen kan aan de lijn: één yip en hij is alsnog bij de meiden en de
konijnen. Een halve kilometer verderop in een drooggevallen slenk waar
speenkruid en brandnetels ontspruiten, laat ik ‘m vrij. Een halfuurtje later
torenen Cruzer en Bykers snoeten boven de betonnen richel uit. De hakken gaan
in het zand als ze niet naar Skip mogen. Vooruit dan maar.
Met zijn drietjes struikstuntelen ze, Byker aan kop, tussen de katjeswilgen die gele wolken stuifmeel produceren.
Via ingeklonken grond proberen de drie rebellen, tijgerend door terneergeslagen
riet en bramenlianen, het vossenveld te bereiken. Daar trekken M. en ik
de grens. De gevangen en aangelijnde meiden verdwijnen in zuidelijke
richting. Met Skip die de pijp leeg heeft, slenter ik noordwaarts. Als de
Cruzer en Byker de bocht om zijn, heeft Skip pas door dat ze vertrokken zijn.
Hij jankt, maar krijgt geen tegenhuil meer.