Het gebeurt weer. Skip informeert via een vragende blik of
hij de helling af mag om in de rivier wat te drinken. Nimmer heb ik deze vraag
ontkennend beantwoord. Toch stelt hij hem telkens opnieuw. En ‘ja’ alleen is
niet genoeg. Ik moet mee, het smalle paadje tussen de manshoge helianthums af.
Elke keer als ik blijf staan -
in de veronderstelling dat hij zelf wel verder kan - stopt hij. Pas als ik weer in
beweging kom, gaat hij verder. Net zolang totdat we bij de rivier zijn. Hij wil
me per se niet uit het oog verliezen. Deze dialoog speelt zich dito af bij een
zwemverzoek.
Ik heb geen flauw benul waarom het ritueel zo belangrijk
voor hem is. Hij houdt het in elk geval stug vol. Zou hij een reeën- of
zwijnenspoor ruiken dan geldt dit niet. Dan zet hij zonder nadenken en zonder toestemming
te verlangen de achtervolging in.
Ik zie wel een duidelijk patroon. Vragen die positief
bevestigd worden, kun je stellen. Vragen waarop als respons behalve ‘ja’, ook
‘nee’ of ‘misschien’ valt te verwachten, kun je beter achterwege laten: geen
nee heb je, ja kan je krijgen hier. Dan heb je achteraf altijd het excuus van:
oh, maar ik dacht zeker dat dit oké zou zijn. Of zoiets.