Rond het midden van de vorige eeuw droegen (werk)honden kloeke namen droegen Herta en Hektor. Vervaarlijk uitziende beesten zoals Mechelse herders en bouviers sleten hun dagen met het uitvoeren van hun serieuze taak als bewaker - al dan niet aan de ketting of opgesloten in een hok met ren. Doordat ze steevast in weer en wind buiten vertoefden, kweekten ze een dikke (onder)vacht die hen moest beschermen tegen alle weersinvloeden. Grondig vachtonderhoud was er meestal niet bij. Zo nodig werd er een afgedankte borstel gebruikt die goed genoeg was om niet al te zachtzinnig door te vacht te rossen. Hoogstens in de zomer werd de werkhond op de binnenplaats schoongeboend met een emmer sop en afgespoten onder een koude waterstraal uit de brandslang. Daarna verdween hij weer fluks achter de tralies.
De waakhond op het fabrieksterrein een eind
verderop werd eenmaal per jaar grondig geplukt. Het was een heel karwei om de
voddige vervilte vacht te verwijderen. Wanneer de hond zich teveel krabde omdat
hij last had van ongedierte in zijn pels, dan werd er niet al te zuinig een wit
poederig bestrijdingsmiddel uit een doosje over de vacht gestrooid. Hektor zou na
zo’n behandeling opgelucht moeten zijn, maar we hoorden hem zelfs op afstand,
twee volle dagen aanhoudend jammeren door alle commotie en de jeuk die het poeder veroorzaakte. Nee, een
onderhoudsvriendelijke APK zat er voor deze honden niet in.
Destijds bestond er zelfs voor de gewone huishond geen uitgebreid assortiment van grooming artikelen. Op hondententoonstellingen zag je wel een hele batterij aan kapsalonproducten zoals hairspray en (haar)verf om zichtbare onwenselijkheden te maskeren. Die hadden als doel om nuffige showexemplaren er zo patent mogelijk uit te laten zien.
Toch waren er indertijd zonder meer welwillende eigenaren die uit het juiste hout gesneden waren. Zo fietsten wij dikwijls op zondagen langs een landgoed waar een witte herdershond de wacht hield. Hij was de goeiigheid zelve, die wel aansloeg wanneer je langskwam maar verder geen kwaad in zin had. De hond zag er altijd 'Piekobello' uit. Behalve wanneer er klein onderhoud werd gepleegd aan de gebouwen. Meerdere malen zagen we hem groen of blauw gevlekt door de verf met de neus vooraan staan. Of hij zag groen van de algen en het eendenkroos na een - door ons vermeende - duik in de aanwezige parkvijver.
Op een dag zagen we dat de hond met een boomzaag werd behandeld. Op het eerste oog een onorthodoxe methode om een dier van zijn beharing te ontdoen. De rentmeester vertelde dat het voortreffelijk werkte. Bovendien scheen de hond het verrukkelijk te vinden werd ons op aanmatigende toon meegedeeld. Nadat hij gereed was en de herder opgetogen in de rondte had gerend, verdween hij met rasse schreden de plantenkas het voormalige koetshuis binnen in. Wij stapten ieder weer op ons stalen ros. Een eind verderop vlogen de plukken wol door de lucht, meegevoerd door de wind.