Moppie,
een honnig uitziend klein krengetje gedroeg zich aan het lijntje nogal
onbeleefd. Op die manier maakte ze zich op zijn zachts gezegd ongeliefd bij
andere hondenbaasjes en hun honden langs de Maasoever. Die ontweken de
scheldkanonnades liever en liepen met een grote boog om haar heen. De inschikkelijke
baas gunde haar de vrijheid als er even geen andere viervoeters in de beurt
zijn. Onverwacht kwam er toch een donkere flinkerd op hen af. Wat bleek: los
van de lijn ontpopte Moppie zich als een verdraagzaam zachtaardig wezentje.
Voortaan mocht Moppie los. Ze vergat dat ze ooit een hekel aan soortgenoten
had. Lang ging het goed. Totdat Moppie haar interesse verlegde naar veerwild.
Roofvogels in de lucht werden nageblaft, heggenmussen en fazanten achternagezeten, en watervogels langs de
kant de majjem (rivier) ingejaagd.
Op een kwade dag hartje winter, zwom ze de
opgejaagde eenden die westwaarts vlogen achterna. De baas hield zijn hart vast
en de adem in. Aangekomen op de wallenkant schudde ze wild haar doorweekte witte
lokken uit, stapte in het water voor de terugweg en overbrugde opnieuw zo’n slordige 300 meter.
Onder de wanhopige pogingen tot aanmoediging van haar ongeruste baas die duimde
dat zijn lichtgewicht hondje niet werd verzwolgen door de golven, zwom ze
heldhaftig en zich van geen gevaar bewust, door het ijskoude water terug. De
baas draaide haar moederlijk in zijn sjaal en droeg haar huis. Moppie hield er
lichamelijk niets van over. Wel kwam het overmoedig geworden beestje door haar
hang naar avontuur nu echt nooit meer van de lijn.